Verstrooid

Verstrooid ©Bard 2022

Het Verzorgingstehuis

De oude vrouw zat in haar stoel naast het raam dat uitkeek over de parkeerplaats en het verwaarloosde beetje groen dat alleen de website van het tehuis durfde te beschrijven als “een weelderig park”. Haar kamer was klein: net groot genoeg voor een bed, een nachtkastje, een klein koffietafeltje en twee oude stoelen.

Als er iemand op bezoek zou komen zou ze zich schamen om ze binnen te laten. Het tapijt was versleten, het behang bladderde van de muren, de gordijnen waren vergeeld en ongewassen. Maar er zou niemand op bezoek komen. De weinige mensen die ooit om haar hadden gegeven waren allang dood.

Haar kinderen konden evengoed dood zijn. Toen die hadden ontdekt dat haar geheugen achteruit ging en ze een beetje slecht ter been werd hadden ze geen moment geaarzeld. Ze hadden haar uit het huis gehaald waar ze haar hele leven gewoond had en verscheept naar een ‘betaalbaar’ verzorgingstehuis, ver genoeg uit de buurt om ze een excuus te geven haar niet te komen bezoeken. Niemand had haar meer nodig. Ze hadden haar opgeborgen om vergeten te worden; om langzaam weg te kwijnen en te sterven als de vergeten potplanten verspreid over het parkeerterrein buiten.

De oude vrouw zuchtte en staarde in de leegte. Hoe was ze toch hier terecht gekomen? Niet het tehuis, maar haar hele situatie: alleen, afgedankt, vergeten. Wat was er met haar gebeurd dat een heel leven zo makkelijk kon worden samengevat in een verhaal van vier zinnen:

Ze werd geboren.
Ze leefde.
En ze stierf.

Einde.

Eerste Beweging

Zo zit ze daar nog een hele tijd, bewegingloos, in gedachten verzonken.

Geleidelijk begint er zich echter een idee te vormen in haar geest. Wat als haar hele miserabele situatie gewoon een vergissing was? Een verkeerde afslag die ze ergens in haar verleden had genomen? Dat zou zoveel verklaren. Het gevoel dat dit niet het leven was dat voor haar bedoeld was. Dat ze een acteur was die bij vergissing het verkeerde script had gekregen. Dat haar echte leven zich ergens daarbuiten afspeelde, net buiten bereik? Dat de beelden van een beter, meer vervuld, meer gepassioneerd leven die ze altijd had afgedaan als kinderachtige dromen in werkelijkheid reëler waren dan het lege bestaan dat zij te verduren had gehad.

Ze besluit om het te gaan uitzoeken.

Ze recht haar rug, sluit haar ogen, en concentreert zich op de laatste keer dat ze een deel van zichzelf verloren voelde gaan.

Het Ouderlijk Huis

“Echt moeder, zo kan het niet langer,” zei haar dochter, voor de zoveelste keer, “helemaal alleen in dit huis. Wat als je valt en iets breekt? Je kan hier wel dagen liggen zonder dat iemand iets weet. Of je laat het gas aanstaan en blaast het hele huis op. Je zou kunnen verdwalen. Het is gewoon niet veilig meer voor jou om hier alleen te wonen.” Ze deed haar best om bezorgd te klinken maar het enige dat de oude vrouw opmerkte was haar dochter’s ongeduld en irritatie.

“Het is gewoon belachelijk,” viel haar zoon zijn zus bij, “hoe jij dit hele huis voor jezelf alleen houdt. Al die lege kamers: pure verspilling van ruimte en energie. Niemand komt hier ooit logeren. Je moest je schamen; de woonruimte die jij in je eentje inneemt. Denk eens aan al die daklozen. Alleen die tuin al is groot genoeg voor een heel appartementenblok. Daar zouden zo een dozijn families kunnen wonen. Puur egoïsme, dat is wat het is.”

“Je kan echt niet langer zo doorgaan,” zei haar dochter, opnieuw. “Het kost een fortuin aan onderhoud, verzekeringen, belasting, … allemaal weggegooid geld omdat jij te koppig bent om toe te geven dat je gewoon te oud bent om hier te blijven wonen. We weten niet eens of je ze alle zeven nog wel op een rijtje hebt, weet je wel, … daarboven? Je bent zo verstrooid en vergeetachtig, zo afwezig. We kunnen nauwelijks nog een fatsoenlijk gesprek met je hebben tegenwoordig. Zo kan het echt niet doorgaan. We moeten iets doen. Voor je eigen bestwil.”

De oude vrouw herinnert zich de hele conversatie. Elk pijnlijk woord voelde als een dolk in haar hart. Ze had zich willen verzetten, terugduwen, ze vertellen dat ze van dit huis hield en van de tuinen. Dat ze hier tevreden was. Maar ze kon de woorden niet vinden. Haar geest was de laatste tijd steeds trager geworden en tegen de tijd dat ze wist wat ze wilde zeggen waren haar kinderen alweer doorgegaan. Dus had ze daar maar gezeten, in stilte, haar hoofd schuddend van frustratie en pijn.

“… teken hier, en hier, …” zegt haar zoon, nogal agressief een stuk papier naar haar toeschuivend over de tafel, “dat geeft mij beslissingsbevoegdheid, zodat ik overal voor kan zorgen. Het is echt beter zo, en dat weet jij ook. Iemand moet toch de verantwoordelijkheid nemen voor jouw situatie, en jij kan dat duidelijk niet langer zelf.”

In haar gedachten ziet de oude vrouw hoe ze de pen had gepakt, zonder te willen tekenen. Ze was te moe geweest om zich nog tegen haar kinderen te verzetten. Ze hadden haar verward en vernederd doen voelen met hun constante barrage van beschuldigingen. Ze voelde zich beschaamd om haar egoïstische verlangen iets voor zichzelf te houden. Ze hadden haar in een staat van stille berusting gemanoeuvreerd vanwaar opgeven bijna een verlossing leek. Ze voelde hoe ze steeds verder wegzonk in apathie en vergetelheid. Ze zou dat papier tekenen om van al het gezeur af te zijn.

“Nee!” zegt ze, “Ik laat dit niet gebeuren!” Tot haar eigen verbazing merkt ze dat ze dit hardop heeft uitgesproken. Haar kinderen, al even verbaasd, deinzen achteruit in hun stoelen. Geschrokken kijken ze haar aan.

De oude vrouw zet door: “Ik weet wat jullie tweeën willen. Het gaat jullie niet om mij. Jullie geven niets om mij. Dat hebben jullie nooit gedaan. Het enige waar jullie op uit zijn is dit huis en wat het waard is. Voor jullie ben ik alleen maar een last, en nog een dure ook. Jullie denken dat je me weg kunnen bergen in een godvergeten bejaardentehuis hier ver vandaan. Zodat jullie mij kunnen vergeten en door kunnen gaan met jullie eigen zelfzuchtige leventjes. Maar ik laat het niet gebeuren. Ik teken dit papier niet. Ik laat me niet uit mijn huis zetten. Ik ga me niet schamen om wie ik ben. Niet voor jullie, niet voor wie dan ook. Jullie zijn het die zich zouden moeten schamen. Diep schamen.”

Met vlammende ogen kijkt ze haar kinderen aan, die ingezakt in hun stoelen zitten, te verbaasd om iets te zeggen. “Kijk nou toch. Lafaards, dat is wat jullie zijn. Gieren die azen op de ouderen en zwakkeren. Misschien is het allemaal mijn eigen schuld. Misschien heb ik jullie laten opgroeien tot wat jullie nu zijn. Als dat zo is dan spijt me dat. Maar genoeg is genoeg!”

Ze staat op en scheurt het paper dat haar zoon haar gegeven had in stukken. “Hier is je machtiging,” zeg ze, en gooit de snippers hun gezichten. “Niets dan snippers en holle woorden. Jullie krijgen geen bevoegdheid over mij. Nu niet en nooit niet. Jullie willen van me af? Nou, dat kan geregeld worden. Mijn huis uit. Nu! En ik wil jullie hier nooit meer zien. Eruit!” Ze wijst naar de deur met een opvallend vaste hand. “En probeer maar niets te bekonkelen. Ik onterf jullie voordat ik me ooit nog zo laat behandelen.”

Met stomheid geslagen staan haar zoon en dochter op en lopen naar buiten. Ze kijken niet een keer om en slaan de voordeur hard achter zich dicht. Ze hoort ze wegscheuren in die dure autos van ze.

Ze zal ze nooit meer zien.

In gedachten kijkt ze rond. Het huis is weer van haar. Ze heeft haar leven terug. Voor het eerst in haar bestaan heeft ze een crisis aangepakt en in haar voordeel omgezet. Ze heeft eindelijk het heft in eigen hand genomen. En dat voelt geweldig.

Tweede Beweging

Ze leunt achterover in haar stoel en sluit opnieuw haar ogen. Het voelt goed om in haar eigen huis te zijn, met haar eigen leven in haar eigen handen. Maar ze is nog steeds alleen in de wereld. Haar bestaan voelt nog steeds leeg en onvervuld. Ze weet dat het leven zoveel meer voor haar in petto had. Waar zou ze nog meer iets verloren hebben laten gaan wat eigenlijk voor haar bestemd was?

Het Kantoor

“Mevrouw Olwen? Loopt u even met mij mee, alstublieft?” Ze zag haar baas de gang inlopen. Ze stond op om hem te volgen naar zijn ruime hoekkantoor met uitzicht op zee.

Hij stond in de deuropening van zijn kantoor toen ze arriveerde en gebaarde haar naar binnen. In het voorbijgaan plaatste hij een hand op haar onderrug, ogenschijnlijk onschuldig genoeg maar met een subtiele hint van een wellustige kneep terwijl ze langs hem liep.

Het was zoals ze gevreesd had. De lamellen waren dicht, het licht gereduceerd tot schemerduister. Geen goed teken. Ze had de geruchten gehoord maar geweigerd het te geloven. Nu was ze bang dat die dus toch klopten. Ze hoorde hem de deur achter zich sluiten en de sleutel in het slot omdraaien. Ze zat gevangen!

Hij liep op haar af met een akelige grijns op zijn gezicht. “Ik heb de hele ochtend aan je gedacht,” zei hij, “ik kon je maar niet uit mijn hoofd zetten.” Hij greep haar bij haar middel en trok haar naar zich toe. “Kom hier en geef me een zoen. Ik weet dat jij het ook wil.”

Ze wist hoe het verder zou gaan en ze haatte het. Maar hoeveel keuze had ze eigenlijk? Ze kon niet zonder deze baan. Als alleenstaande moeder met twee schoolgaande kinderen had ze elke cent nodig. Beter maar gewoon verduren en hopen dat het snel voorbij was. Ze bood geen tegenstand toen hij haar nog strakker vastpakte. Toen zijn gezicht vlak bij het hare was rook ze de whiskey op zijn adem. Hij had duidelijk al een paar glaasjes genomen om in de ‘stemming’ te komen. Het was walgelijk.

Met haar ogen dicht rilt ze bij de herinneringen aan dat moment. Ze had hem nog een paar jaar zijn gang laten gaan, altijd bang voor wat hij haar aan kon doen als ze zou weigeren. Hij had haar van begin af aan laten weten dat hij haar niet alleen zou ontslaan, maar haar carrière voorgoed zou ruïneren. Niemand zou haar ooit nog ergens aannemen. Daar kon ze zeker van zijn. Hij had dat soort invloed, verzekerde hij haar. Ze was te bang geweest om zich te verzetten en hij deed wat hij wilde met haar, keer op keer, tot hij haar verving door een jongere vrouw die hij tot gehoorzaamheid kon dwingen. Ze had haar baan mogen houden, in ruil voor haar zwijgen. Dat duurde niet heel lang. Het bedrijf werd onverwachts verkocht en zij werd de laan uit gestuurd, zoals vrijwel iedereen. Haar zwijgen was voor niets geweest. Ze had jaren verspild, terwijl haar voormalige baas nog machtiger werd en nog rijker. Tot zijn vrouw eindelijk genoeg van hem had, een echtscheiding aanvroeg, en hun hele vuile was voor goed geld aan de pers aanbood, compleet met alle details.

De herinnering aan de vernedering en frustraties van die jaren doen tranen van boosheid in haar ogen komen. Ze had het nooit moeten laten gebeuren. Ze zal het niet laten gebeuren!

Als hij zijn tong in haar mond duwt bijt ze erop – hard. Met een schreeuw trekt hij zich terug, met het bloed langs zijn kin druipend. “Godverdomme, trut!” Schreeuwt hij, “wat doe je? Kutwijf, ik zit onder het bloed.” Terwijl hij onhandig een zakdoek uit zijn broekzak peutert om het bloed te stelpen recht ze haar rug en kijkt hem aan. “Ik ben niet van jou, jij verachtelijke kleine man. Ik ben geen stuk speelgoed waar je mee kan doen wat je wilt om dan weer weg te gooien. Ik walg van jou!” Hij kijkt haar aan, eerst verbaasd, dan met stijgende woede. “Wie denk je wel dat je bent, vuile slet. Hoe durf je zo’n toon tegen mij aan te slaan? Hier ga je vreselijke spijt van krijgen.” “Ik denk het niet,” zegt ze. “Sterker nog, ik weet van niet. Jij hebt geen macht over mij. Niet meer. Ik zal je precies vertellen wat er gaat gebeuren. Ik loop zo dit kantoor uit. Voor het einde van de week ontvang ik een genereus ontslagaanbod van jou, dat ik met plezier zal aanvaarden. Naast een ruime vergoeding krijg ik een aanbevelingsbrief die persoonlijk door jou is ondertekend. Als je dat doet, hoef jij nooit meer iets van mij te horen.”

Nog steeds met zijn zakdoek tegen zijn mond aangedrukt probeert hij verontwaardigd en indrukwekkend te kijken. “En als ik dat niet doe? Wat houdt me tegen om je er nu meteen uit te laten gooien en te zorgen dat je nooit meer ergens aan het werk komt? Waarom vertel ik niet aan iedereen wat een waardeloos kutwijf je bent?” “Omdat ik alles weet van het vuile spelletje dat je aan het spelen bent. Ik weet dat je dit bedrijf wilt verkopen en iedereen de laan uit wilt sturen, terwijl je zelf een vette bonus in de wacht sleept.” Ze ziet aan zijn gezicht dat dat aankomt. Ze beseft hoeveel macht haar herinneringen haar jongere zelf verlenen en gaat verder. “Ik ken ook de namen van alle jonge vrouwen die jij geruïneerd hebt. Ik weet van het geheime fonds dat je hebt opgebouwd door de winsten van dit bedrijf af te romen. Ik weet genoeg om je volledig bankroet te laten gaan en in de gevangenis te doen belanden. En nu opzij, voordat ik van gedachten verander en direct naar de pers ga.”

Ze schrijdt naar de deur, haar baas opzij duwend in het voorbijgaan. Hij is te verbaasd om zelfs maar te protesteren als ze de deur van het slot draait, naar buiten stapt en de deur achter zich sluit.

In de gang stop ze even, haar hele lichaam trillend van de adrenaline en opwinding. Ze heeft het gedaan! Ze heeft de klootzak tegengehouden! Ze herpakt zichzelf, loopt terug naar haar bureau, raapt haar spulletjes bij elkaar en vertrekt. Ze moet moeite doen om niet hardop te lachen als ze het gebouw achter zich laat en het warme licht inloopt van de middagzon.

Derde Beweging

Ze loopt naar een bankje op een strandje in de buurt. Ze sluit haar ogen en geniet van de warmte van de zon op haar gezicht. Ze denkt na over wat er zojuist is gebeurd. Ze kan nauwelijks geloven dat ze de moed had om tegen die man op te staan. Het had alles veranderd: haar carrière, haar zelfvertrouwen, haar geloof dat er werkelijk plaats voor haar is in deze wereld.

Alhoewel…

Om eerlijk te zijn heeft ze nog steeds het gevoel dat ze moet knokken voor haar recht om te bestaan. Ze heeft altijd gevoeld dat ze voorzichtig moest zijn in het bijzijn van andere mensen; dat ze mensen moest behagen en tevreden moest houden omdat ze haar anders zouden herkennen als de indringer die ze in werkelijkheid was en haar zouden verbannen als de vergissing van de schepping die ze diep van binnen dacht te zijn.

Zou ze daar misschien ook iets aan kunnen veranderen? Ze brengt haar gedachten tot rust en gaat op zoek naar nog een moment dat haar leven had bepaald.

De Bruiloft

Ze herinnert zich nog goed hoe ze wakker was geworden op de dag die de mooiste van haar leven had moeten zijn. In plaats van geluk en blijde verwachtingen voelde ze alleen angst en hopeloosheid.

Toen Jan zijn aanzoek had gedaan, maanden geleden, had ze direct ‘ja’ gezegd. Ze hadden al meer dan een jaar verkering en ze had voortdurend de angst gehad dat hij haar moe zou worden en zou laten vallen voor iemand die zijn liefde en aandacht meer verdiende dan zij. Dus nam ze geen risico. Als ze ook maar even geaarzeld had was hij misschien beledigd geweest en van gedachten veranderd. Haar snelle ‘ja’ had er voor gezorgd dat hij er niet meer onder uit kon.

Het had toen een overwinning geleken maar nu voelde het als een veroordeling tot levenslange opsluiting. Jan was zo veranderd in de afgelopen maanden. Hij was eerst nog blij geweest dat ze hem geaccepteerd had en paradeerde haar rond in de cirkel van zijn familie en vrienden, als een jager met zijn mooiste trofee. Zonder haar erbij te betrekken was hij de bruiloft gaan regelen. Hij koos de datum, de lokatie, het programma, de gastenlijst. Het was zijn show. Het draaide allemaal om hem en zijn verovering. Ze moest dankbaar zijn dat ze überhaupt een rol daarin mocht spelen.

Hoe dichter ze bij de trouwdag kwamen, hoe minder Jan geïnteresseerd leek in haar als persoon. Ze was een figurant geworden in zijn grote pantomime; een decorstuk ter meerdere glorie van zijn schitterende personage. Haar gevoelens deden er niet toe. Haar inbreng was niet gewenst. Alleen haar schoonheid telde, en haar familiefortuin, dat uiteraard ook niet onwelkom was.

Ze probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat Jan’s gedrag veroorzaakt werd door de druk waaronder hij stond. Hij had zo hard gewerkt iets van zichzelf te maken. Afkomstig uit een eenvoudig arbeidersgezin had hij carrière gemaakt als verkoper. Zijn snelle promoties hadden hem ervan overtuigd dat hij was voorbestemd voor grootsheid. Ze wist hoe belangrijk zijn carrière voor hem was. Ze wist dat hij ervan uitging dat hun huwelijk een signaal zou zijn aan die rijke hufters dat ze hem niet langer buiten hun exclusieve clubje konden houden. Als de bruiloft eenmaal achter de rug was, zo vertelde ze zichzelf, zou hij wel weer aandacht voor haar hebben. Dan zouden ze het gelukkige echtpaar worden dat door iedereen verwacht werd.

Maar toen, minder dan een week voor de bruiloft, had ze Jan betrapt met een andere vrouw. Ze was in een opwelling naar zijn huis gegaan, om hem te verrassen. Op zoek naar hem liep ze de slaapkamer in, waar ze werd afgesnauwd door een woedende Jan, die riep dat ze op moest rotten. Ze had de vrouw in zijn bed herkend van kantoor. Het mens probeerde niet eens zichzelf te bedekken maar zat gewoon te lachen toen Jan riep dat ze de deur achter zich dicht moest doen.

Ze was huilend het huis uit gevlucht en rende naar haar favoriete plekje aan het strand. Zittend op het bankje aan het water liet ze de volle waarheid van wat ze gezien had tot haar doordringen. Jan had haar bedrogen! Hij hield dus toch niet van haar. Al die eerdere aandacht, zijn cadeautjes en bloemen, dat was allemaal maar schijn geweest. Hij had op haar gejaagd en haar gevangen met zijn charme en onophoudelijke aandacht. En zij was ervoor gevallen, als de stomme idioot die ze was.

Ze wist ook dat hij haar niet zou laten gaan. Ze was zijn hoofdprijs, zijn trofee, zijn toegangsbewijs naar respect en wat hij aanzag voor klasse. Nog erger vond ze de wetenschap dat zij niet eens zou proberen te ontsnappen. Haar ouders zouden het niet begrijpen. Haar vriendinnen zouden denken dat ze gek was geworden. Zelfs als ze zou vertellen wat ze had gezien zou Jan het gewoon keihard ontkennen en zeggen dat ze het gedroomd had. Ze zouden hem geloven ook, met zijn charme en zijn overtuigende verkoopmanieren. Hem wel, maar haar nooit. Ze zouden allemaal Jan’s kant kiezen. Dat wist ze zeker.

Ze had zich nog nooit zo alleen op de wereld gevoeld als toen op dat bankje bij het water.

Toen ze later die avond naar huis ging stond Jan daar op haar te wachten. Hij had haar gegroet alsof er niets was gebeurd. Zij had niets durven zeggen, bang voor zijn boosheid en minachting. Dus speelden ze samen het toneelstukje verder. Als ze alleen was sloot ze zichzelf het liefst op in haar kamer met de gordijnen dicht, of zat ze uren op haar bankje op het strand. Ze wilde zich in het water storten en zich laten verdrinken maar wist dat ze zelfs daar de moed niet voor had. In het openbaar, samen met Jan, waren ze het gelukkige aanstaande echtpaar. Ze babbelden met vrienden over de bruiloft, de details die nog geregeld moesten worden, en hoe geweldig het allemaal zou zijn. Huilend van binnen, dwong ze zichzelf te lachen om Jan’s grapjes en opschepperige verhalen, zich ondertussen meegesleurd voelend door een kolkende rivier in de richting van een koude en donkere afgrond waaraan ze nooit meer zou ontsnappen.

En nu was dan het dan de dag dat ze die definitieve sprong in het duister zou maken.

Ze krimpt ineen bij de herinneringen aan die dag. Van binnen gevoelloos, maar lachend tegen de mensen om haar heen, had ze zichzelf klaar laten maken, als een lam voor de slacht, voor de grote ceremonie. Met haar nagels, haar, jurk, juwelen en make-up gedaan was ze het perfecte plaatje van de volmaakt bruid. Ze had zich door haar vader naar het altaar laten leiden, naar een triomfantelijk grijnzende Jan. Ze had de priester zijn litanie horen mompelen zonder er een woord van binnen te krijgen. Tot hij toe was aan de geloftes.

Jan had zijn “Ja, ik wil” reeds gezegd, dus nu is het haar beurt. Het is nu of nooit. Terwijl de priester op haar antwoord wacht neemt ze het over van haar jongere zelf. “Nee. Ik wil het niet!” zegt ze, “Ik laat me niet door hem vernederen.” Het duurt even voor de priester door heeft wat ze zegt. Dan verspreid zich een blik van verbijstering over zijn gezicht. Jan is sneller van begrip. Hij kijkt haar kwaad aan, grijpt haar hand en trekt haar naar zich toe. “Wat voor spelletje is dit? Ga je een scene schoppen? Nu? Ik dacht het niet,” fluistert hij woedend. Hij verstevigt zijn greep maar ze weet zichzelf los te trekken. “Ik dacht het wel,” zegt ze, luid, vol overtuiging. “Je hebt geen macht over mij. Jij kan mij niet claimen. Je verdient mij niet. Dat heb je nooit gedaan en dat zal je nooit doen ook.”

Ze draait zich om naar de familie en vrienden die in de kerk bijeengekomen zijn, waarvan de meesten nog maar net beginnen te bevatten wat ze zojuist gedaan heeft. “Probeer maar niet me te stoppen. Niemand van jullie. Jullie kunnen mijn leven niet bepalen. Mijn bestaan hangt niet af van jullie goedkeuring. Van nu af aan neem ik zelf het heft in handen.” Zich meer dan bewust van het dramatische effect, rukt ze de sluier en bloemen van haar hoofd en smijt ze in Jan’s gezicht. Ze schopt haar pumps uit, tilt de zoom van haar jurk op en schrijdt de kerk uit met haar hoofd hoog en trots geheven. Ze hoeft niet om te kijken om te weten hoeveel verwarring ze achter zich heeft veroorzaakt.

Ze glimlacht. Ze is ontsnapt. Het leven waarvan ze dacht dat het voorbij was ligt voor haar, wachtend om ontdekt te worden.

Vierde Beweging

Ze gaat terug naar haar bankje op het strand en kijkt uit over het water en het zonlicht dat op de golven danst. Ze voelt zich licht en bevrijd, vrij om de wereld te omarmen en met haar ritmes mee te dansen, onbelemmerd door wat anderen van haar denken.

Zo blijft ze een tijdje zitten en geniet van haar nieuw gevonden vrijheid. Als de zon onder begint te gaan en de schaduwen langer worden voelt ze echter ook een schaduw vanbinnen. Het is een duisternis die altijd daar geweest is, beseft ze, maar zelden erkent. Wanneer het zich aandiende rende ze ervoor weg. Ze vluchtte liever in de emoties van angst en onzekerheid die door de duisternis werden opgeroepen dan dat duister zelf onder ogen te zien. Ze had gehoopt dat dit haar veilig hield maar ze realiseert zich dat het voortdurend negeren van het duister de macht die het over haar heeft alleen maar sterker en dieper heeft gemaakt. Het is de oorsprong van alle ketenen en beperkingen en het laatste anker dat haar belet compleet vrij te zijn.

Ze weet wat haar te doen staat. Ze laat het naderende donker buiten het duister van binnen ontmoeten en laat zichzelf zinken in de leegte die daar op haar wacht.

De Tuin

“Mammie, mammie, kijk wat ik gevonden heb!” Ze ziet haar vijf jaar oude zelf door de tuin rennen met iets groens stevig in haar kleine vuistje geklemd.

Het was een prachtige, zomerse dag geweest. Haar moeder had haar aangekleed in haar favoriete blauwe schort met het roze lint. Ze had haar nieuwe roze laarzen aan mogen doen. En nu mocht ze spelen in de tuin achter het huis. “Niet naar het strand gaan liefje,” had haar moeder gezegd, “en kijk uit voor de wespen in de appelboom. Die kunnen boos worden als je te dichtbij komt. Dat weet je toch?” Ze had geknikt, met een serieuze blik. Ze wist alles over wespen. Ze vond ze fascinerend maar ook een beetje eng. Ze wilde niet dat ze boos op haar werden. “Mammie heeft het druk in de keuken vandaag, dus je moet jezelf vermaken. Ga nu maar, en gedraag je.” Met een klein duwtje had haar moeder haar naar buiten gestuurd en de keukendeur achter zich dichtgedaan.

Ze was volmaakt gelukkig geweest. Ze hield ervan in het weelderige groen van de tuin rond te dwalen. Ze kon uren zitten kijken naar hoe de mieren bezig waren. Ze ving lieveheersbeestjes en telde hun stippen om te weten hoe oud ze waren. Ze hield ervan de vogels te horen zingen in de bomen of ze elkaar achterna te zien jagen om de beste plekjes. En ze vond het heerlijk om van de met gras begroeide heuvel achterin de tuin te rollen. Daar werd ze zo heerlijk licht en duizelig van.

Maar bovenal hield ze van schatten zoeken. Vooral een hele bijzondere schat. Niet voor haarzelf. Ze dacht niet dat ze die nodig had. Maar voor haar moeder. Haar moeder die nogal stil en teruggetrokken was de laatste tijd. Soms, als haar moeder haar niet opmerkte, had ze haar in stilte zien huilen. Ze was zichtbaar niet blij. Toen ze haar vader op een dag het verhaal over de schat hoorde vertellen wist ze dat ze die voor haar moeder moest vinden. Om haar weer blij te maken. Om het verdriet te verjagen.

En nu had ze gevonden waar ze naar zocht. Verborgen tussen duizenden gewone klavertjes had ze eindelijk een heus klavertje-vier zien staan. Ze had het voorzichtig geplukt en de blaadjes geteld en herteld, om er zeker van te zijn dat deze echt was. Er was geen twijfel mogelijk! Dit was de schat! Het geluksklavertje. De magische plant.

Dus rende ze naar haar moeder, al roepende, haar jonge hart gevuld met vreugde en blijde verwachting.

De herinnering doet haar fysiek pijn en bijna geeft ze het op. Maar ze moet dit onder ogen zien. Dit is het moment dat zoveel in haar leven bepaald heeft. Ze zet zich schrap en laat de herinnering verder gaan.

“Mammie, mammie, Ik heb er een gevonden. Ik heb het geluksklavertje gevonden!” ze stormde de keuken binnen, in de verwachting dat haar moeder daar aan het koken zou zijn. Haar moeder was er inderdaad, maar haar vader ook. Ze zag hoe hij haar moeder hard in het gezicht sloeg. Die ontving de klap en kromp ineen, maar reageerde verder niet. Haar vader opende zijn mond om iets te zeggen maar stopte toen hij zijn dochtertje zag staan. Hij keek haar aan, zijn ogen vol met woede. “En daar is nog zo’n mislukking van je. Kijk nou toch! Vuil en verwilderd. Geen discipline, geen gratie. Ik heb altijd al gedachtndat ze niet van mij kon zijn. Hoer die je bent.” Dat laatste was tegen haar moeder, voor hij met zware stappen de keuken uit beende.

Haar moeder had daar gestaan met haar hoofd naar beneden en de tranen uit haar ogen stromend. Ze was naar haar toegerend met het klavertje-vier in haar uitgestoken hand. “Niet huilen, mammie, niet huilen. Kijk wat ik voor je gevonden heb. Dit zal alles goedmaken. Dit zal je weer blij maken.” Haar moeder had haar aangekeken. “Wat? Wat is dit? Wat heb je daar?” ze had met afschuw naar het vieze vuistje gekeken met het klavertje erin. Walging ging over in boosheid. Ze haalde uit en sloeg de kleine schat uit haar dochters hand. “Dit?” ze spuugde de woorden uit, “dit moet alles weer goed maken? Jij dom, onnozel wicht. Ik wou dat ik je nooit geboren had laten worden, dat zou alles oplossen. Kijk maar wat ik door jou geworden ben.” Haar dochtertje had het met open mond aangehoord. Ze begreep nauwelijks de woorden, maar ze voelde te meer de boosheid en verwijten in haar moeders stem. “Je wilt me blij maken? Verdwijn dan uit mijn leven, dat zou me blij maken. Verdwijn. Sterf voor mijn part.” Met die woorden was ze opnieuw in tranen uitgebarsten en de keuken uitgerend, haar dochtertje in compleet onbegrip achterlatend. Die had niet geweten wat te doen, dus rende ze terug de tuin in, verborg zich in een holle boom, en begon te huilen en te huilen, alsof ze nooit meer op zou houden.

Haar hart breekt als ze haar jongere zelf zo ziet huilen. Dit was een wond waarvan ze nooit compleet zou genezen. Het gevoel van totale verstoting, dat zij de oorzaak was van de boosheid en het verdriet van haar ouders, dat ze het niet verdiende om te leven; dat gevoel zou de onuitgesproken waarheid blijven onder haar gehele bestaan. Ze zou uiteindelijk een soort kracht van binnen vinden om op te groeien met een schijn van balans en zelfs af en toe vreugde. Maar het werd nooit de complete waarheid. Het was een zorgvuldig opgebouwde leugen waar ze nooit helemaal in kon geloven, hoe hard ze het ook probeerde.

De pijn en hopeloosheid van het kleine meisje dreigen haar te overmeesteren. Ze zou het liefste wegrennen en haar daar achterlaten, vergeten, diep begraven in het duister van haar ongewenste herinneringen. Maar ze verzet zich tegen die lafheid. Als het ze het nu niet doet, wanneer zal ze dan ooit dit moment onder ogen durven zien?

Ze gaat naar het meisje toe en gaat naast haar op de grond zitten. Ze aait haar over het haar en begint te spreken.

“Ik weet hoeveel pijn ze jou hebben gedaan. Maar je verdient dit niet. Jij bent niet de schuld van hun ellende en hun haat. Huil maar, kleintje, huil maar zoveel als je huilen moet. Maar houdt deze pijn niet allemaal bij jezelf. Jouw hartje is te jong om dat te moeten verdragen. Laat mij het van je overnemen. Ik heb al zoveel geleden in mijn leven, jouw leed kan er ook nog wel bij.”

Het meisje kijkt op naar het silhouet van haar oudere zelf, afgetekend tegen de laagstaande middagzon. “Weet je het zeker?” zegt ze, veel ouder klinkend dan haar vijf jaren. “Het is een vreselijke last om te dragen en ik draag haar al zolang voor jou.” “Dat spijt me heel erg,” antwoordt ze het meisje, “ik had dat nooit toe moeten laten. Toen ik ouder en sterker was had ik het van je over moeten nemen. In plaats daarvan heb ik je in het donker laten zitten, weggesloten met al die pijn en schuld. Ik heb het jou allemaal alleen laten dragen. Kan je het mij vergeven?” “Wat valt er te vergeven?” zegt het meisje, glimlachend door haar tranen heen. “Je bent teruggekomen voor mij. Ik had de hoop bijna opgegeven, maar nu ben je dan toch hier. Ben je klaar om het duister los te laten en mij in plaats daarvan in je hart te sluiten?” De vrouw kijkt het meisje in de ogen en ziet niets van de verwijten en beschuldigingen die ze verwacht had, alleen maar liefde en vergeving. Het is tijd om die laatste stap te maken. Ze neemt het kleine kind in haar armen, draagt haar naar het bankje aan het water en zit daar, haar in stilte omarmend, in het licht van de ondergaande zon.

De Zee

Ze vonden haar zittend op haar bankje met een glimlach op haar gezicht. De vrouwen en mannen die haar “Moeder” noemde wisten dat ze was gestorven zoals ze geleefd had: in volledige vrede, in harmonie met zichzelf en de wereld. Ze had diezelfde vrede en harmonie aan zovelen onderwezen. Ze zouden haar nooit vergeten.

Zoals ze zelf gewenst had werd ze gecremeerd en haar as verstrooid over het water waar ze zoveel van had gehouden. Toen de urn werd omgedraaid kreeg de wind vat op de as en blies het voort als een wolk die de zon een moment verduisterde. De wind bewoog de as opnieuw en ineens scheen elk deeltje as als een ster in een stille explosie van licht. Zo zweefde haar as naar beneden, vuur vermengde zich met water, tot ze verzonk in de vredige diepte onder de golven.

Naast het bankje werd een klein herinneringsbordje geplaatst:

Ze werd geboren.
Ze leefde.
Ze stierf.

Geen Einde.

©Bard 2022

Uitgelicht

De Holle Bomen

Na een lange moeizame reis bevond hij zich aan de rand van een bos dat er donker en dreigend uitzag. Van een afstand leken de bomen zwaar en sterk, zwart afstekend tegen de grijze lucht. Hun takken waren breed en wijds en droegen bladerkronen die er gezond en vol uitzagen. Dichterbij komend zag hij echter dat de grond tussen de bomen compleet kaal was. Er groeide helemaal niets; geen struiken, geen gras, zelfs geen onkruid. Het enige dat hij zag was de kale, rotsachtige bodem, alsof de bomen geplant waren in het midden van een levenloze woestenij. Het gevoel van levenloosheid werd nog versterkt doordat er geen van de normale bosgeluiden te horen waren. Er zoemden geen insecten, er zongen geen vogels, er ritselde niets door de boomtoppen of over de grond. Bij de bomen aangekomen zag hij dat wat hij had aangezien voor bladerkronen in werkelijkheid dikke trossen waren van perfect ronde noot-achtige zaden of vruchten. Ze zaten zo dicht tegen elkaar gepakt dat ze niet bewogen of zelfs maar ritselden, zelfs als de wind de takken beroerde waaraan ze hingen.

Hij zocht naar een plek om te zitten en even uit te rusten. Hij koos een stevig uitziende boom uit die precies de goede vorm had om ruggesteun te bieden aan een vermoeide reiziger. Maar toen hij ging zitten en achterover leunde gaf de boom niet de steun die hij verwachtte. In plaats daarvan voelde hij de boomstam onder de druk van zijn rug verkruimelen en uiteenvallen en viel hij achterover het binnenste van de boom in. In het donker rondtastend ontdekte hij dat de boom van binnen helemaal hol was. Wat er van buiten uit had gezien als een sterke en stevige boom was niets anders dan een lege huls, een kartonnen versie van een boom, opgebouwd uit een dunne huid van boombast, net sterk genoeg om het geheel staande te houden.

Hij kroop het gat weer uit waar hij was ingevallen en probeerde een andere boom uit. Die was precies hetzelfde. Met een simpele duw van zijn hand brak hij door de huid van ook die boom heen om daarachter alleen maar leegte aan te treffen. Elke boom die hij probeerde gaf hetzelfde resultaat. Het hele imponerende bos bestond uit holle bomen, zo ver als hij zien kon. Het was een deprimerend gezicht. In plaats van uit te rusten zoals hij van plan was besloot hij verder te trekken. Hij wilde het liefst ver weg zijn van deze plek, zo snel als zijn voeten hem maar konden dragen.


Een paar uur later – met het bos nog amper zichtbaar tegen de horizon – bereikte hij een dorp dat er verlaten uitzag. Een paar dozijn huizen stonden in een wijde kring om een fontein heen die door een bron gevoed leek te worden. Om de een of andere reden groeide er uit elk huis dat hij zag een boom naar buiten. Diverse huizen waren uit elkaar geduwd door de uitdijende stam en takken van de boom die er vanbinnen groeide en waren niet meer dan hoopjes puin en stenen. Andere huizen waren nog min of meer intact, al waren al hun daken opgetild en versplinterd door de erdoorheen groeiende boomkruinen. Het leek hem dat het hele dorp bezig was door de bomen geabsorbeerd te worden. Nog enkele tientallen jaren langer en er zou niets meer over zijn waaraan nog was te zien dat hier een dorp had gestaan.

Hij leste zijn dorst bij de fontein en keek rond of hij ergens een teken van leven zag. Een van de gebouwen zag er minder gehavend uit dan de andere dus ging hij daar kijken of er iemand was. Het gebouw was versierd met een slecht geschilderd uithangbord met daarop de woorden “De Onzichtbare Hand” in slordige letters. Daaronder, klein geschreven met krijt stond “Gratis eten en verhalen”.

Hij ging naar binnen.


Het donkere interieur was ingericht als een typische kroeg: een paar tafeltjes met stoelen eromheen, en een enkele dikke houten plank die als toog dienst deed. De muur achter die toog was voorzien van planken waarop een paar flessen stonden, een paar vaatjes met kraantjes erin, en – minder gebruikelijk – een aantal grote glazen schalen gevuld met noten. Een vrouw waarvan hij aannam dat ze de eigenaar was stond aan de toog lusteloos met een doek over het hout te wrijven alsof ze aan het poetsen was zonder er echt in te geloven.

“Goedemiddag mijnheer” sprak de vrouw, zonder veel enthousiasme. “Wat brengt u hier in ons glorieuze dorp?” Hij aarzelde. Er was iets aan de stem van de vrouw dat hem deed huiveren. De woorden waren onschuldig genoeg maar er lag meer dan een hint van duisternis en gevaar in de manier waarop ze gesproken had. “Ik ben slechts een reiziger op zoek naar wat voedsel en een plaats om te rusten voor ik verder trek” sprak hij, voorzichtiger en formeler klinkend dan hij eigenlijk van plan was. “Ik vond dit dorp per toeval” ging hij verder, “omdat geen enkele kaart die ik ken aangeeft dat hier mensen zouden wonen. Uw aanwezigheid hier verrast me, omdat ik de indruk had dat iedereen al jaren geleden het dorp verlaten had.”

“Dat heb je niet verkeerd” bromde de vrouw. “Ik ben inderdaad de laatste mens die nog in deze verdoemde plaats woont. Buiten mij zijn er nog slechts bomen, puin en schaduwen van het verleden. Als ik vertrek zal alles wat goed en mooi was aan ons dorp voorgoed vergeten zijn. Verdwenen zonder spoor, alsof het nooit heeft bestaan.”

“Als dat het geval is,” zei hij, “en daar ziet het inderdaad naar uit, waarom bent u dan niet vertrokken, zoals iedereen? Wat houdt u hier, in deze troosteloze plaats?”

De vrouw staarde hem aan en zuchtte – een diepe en hopeloze zucht die hem opnieuw deed rillen. Hij voelde dat er hier iets heel erg fout zat. Als hij maar wist wat.

“Waarom ik niet ben vertrokken zoals de anderen?” antwoordde ze uiteindelijk. “Wie zegt dat ze vertrokken zijn? Ze verdwenen, dat is waar, maar hun schaduw bleef en wordt steeds groter en donkerder. Ik had waarschijnlijk moeten vertrekken toen het nog kon, maar laten we maar zeggen dat ik gehecht ben geraakt aan deze plek. Door de jaren heen zijn mijn wortels hier nogal diep gegroeid.” Ze grinnikte: een vreugdeloze, bittere lach dat meer weg had van een snik.

“Bovendien,” ging ze verder, “als ik hier niet was gebleven om ons verhaal te vertellen, hoe zouden mensen dan ooit te weten komen wat er van ons geworden is? We zouden voor altijd zijn vergeten. Dat mag niet gebeuren. Maar … waar zijn mijn manieren? Laat me u eerst iets te eten aanbieden.”

Ze strekte haar rug en reikte achter zich. Haar bewegingen waren nogal vreemd. Ze hield haar onderlichaam volkomen bewegingloos en verdraaide in plaat daarvan haar torso in een bijna onmogelijke hoek om de planken achter zich te bereiken. Ze pakte een van de schalen met noten die daar stonden en plaatste die op de toog voor hem. “Hier, de beste noten in de hele wereld. Van het huis. Eet smakelijk.”

Hij aarzelde. Door de jaren heen had hij geleerd dat zaken die ogenschijnlijk gratis werden aangeboden vrijwel nooit geheel kosteloos waren. Er zaten bijna altijd haken en ogen aan; de verwachting van een wederdienst; een schuld die werd opgetekend; een verplichting die stilzwijgend aangenomen werd. Maar hij had best honger en die noten zagen er aantrekkelijk uit. Ze waren volmaakt rond, volmaakt glad, en ze hadden een diepe glans waardoor het leek alsof ze licht uitstraalden. En hij wilde ook niet onbeleefd zijn. Dus deed hij een greep in de schaal en pakte een handjevol noten. Hij stopte een nootje in zijn mond en begon te kauwen.

Die noot was verrukkelijk! Door hun glans verwachtte hij een harde schaal maar in plaats daarvan smolt de buitenkant weg zodra het zijn tong raakte. Wat overbleef was een smakelijke, brosse en makkelijk te kauwen kern die zijn mond vulde met een zoete, bijna fruitige smaak en zijn neus vulde met de geur van noten die over een open vuur geroosterd werden. Dit was veruitde lekkerste noot die hij ooit geproefd had en misschien inderdaad wel de beste noot in de hele wereld. Hij liet zich gaan en propte de rest van het handje noten in een keer zijn mond in.

Hij was nog aan het kauwen maar reikte al naar de schaal voor de volgende portie. De vrouw greep echter zijn pols om hem tegen te houden. “Ho maar, vreemdeling. Niet zo gulzig. Waarom zo’n haast? Er is meer dan genoeg. Waarom doet u niet een beetje rustig aan, geniet van het moment, en neem de tijd om eerst naar mijn verhaal te luisteren, voor u uzelf ongans eet?”

Een beetje beschaamd over zijn eigen gulzigheid trok hij zijn hand terug en knikte. “Natuurlijk” zei hij, “Mijn verontschuldigingen. Ik weet niet wat me over me kwam. Ik was waarschijnlijk hongeriger dan ik dacht. Ik wilde u niet beledigen en hoop dat u het me vergeeft. Ik zal met veel plezier uw verhaal aanhoren.” Hij leunde achterover, in afwachting van wat de vrouw hem zou vertellen.


“Het begon allemaal vele jaren geleden,” begon ze, ”voor ik geboren werd, dat is zeker, al weet niemand precies wanneer.” Ze leunde voorover en rustte haar armen op de toog. Nu pas zag hij hoe gerimpeld en verdord die armen eruit zagen; ze leken meer op takken dan op menselijke ledematen. “Misschien is ze veel ouder dan ik dacht” bedacht hij, “met zulke verdord en oud uitziende armen.”

Ze ging verder: “Wat mij verteld werd toen ze vonden dat ik oud genoeg was om het te horen was dat de eerste noten hier gebracht werden door een mysterieuze vreemdeling. Op een dag arriveerde hij en begon grote zakken gevuld met noten uit te delen aan iedereen die hij tegenkwam op zijn weg door het dorp, om vervolgens te verdwijnen zonder een spoor na te laten. Niemand heeft hem ooit teruggezien maar we hebben zijn naam nog jaren daarna vervloekt.” Haar gezicht vertrok. “Zoals ik ook zeker weet dat jij hem zult vervloeken als je eenmaal weet welk leed hij hier heeft aangericht.”

Opnieuw was er die duistere, dreigende ondertoon; die hint van iets sinisters and gevaarlijks. Misschien kon hij beter opstaan en vertrekken? Maar dat zou onbeleefd zijn tegenover deze vrouw. Hij had de noten aangenomen die ze hem had voorgezet, dus het minste wat hij doen kon was haar de kans te geven haar verhaal te doen. Daarna zou hij zich zo snel mogelijk uit de voeten maken. Hij maakte zich geen zorgen meer over eventuele verplichtingen die haar voedsel met zich mee zou brengen. Hij voelde zich sterk en zeker. Wat er ook zou komen, hij zou het aan kunnen. Daar twijfelde hij niet aan.

“In het begin werden de noten ontvangen als een welkome aanvulling op het schaarse voedsel dat hier verbouwd werd. Niemand had ooit zulke heerlijke noten geproefd. En ze schenen nog gezond en voedzaam te zijn ook. Iedereen die ze at voelde zich energieker en klaar om grote daden te verrichten. Een handjevol noten gaf mensen al het gevoel dat niet onmogelijk was; dat ze alles aankonden. Het was een sterk en aantrekkelijk gevoel dat zich door het hele dorp verspreidde als vuur door een uitgedroogd bos.”

“Ook al waren de zakken die de vreemdeling had uitgedeeld groot in aantal en inhoud, genoeg om jaren van te leven, toch begrepen men dat ze op een dag geen noten meer zouden hebben als ze er alleen maar van bleven eten. Terwijl een deel van de bevolking de energie van de noten gebruikte om grotere huizen te bouwen, de straten te verbreden, en een monumentale fontein op te richten gingen anderen zuiniger met hun noten om. Ze hielden een deel apart en probeerden er nieuwe boompjes mee te kweken.”

“Al hun pogingen liepen op niets uit. Als er al boompjes uit de grond kwamen waren die ziekelijk en miezerig. De meesten gingen dood lang voordat ze noten produceerden. De paar noten van de zeldzame boompjes die het overleefden waren klein en onooglijk. Ze waren eetbaar, maar daar was alles mee gezegd. Ze hadden smaak noch kraak. Ze vulden wel maar gaven niet dat energieke gevoel en de dadendrang van de oorspronkelijke noten. Uiteindelijk moest iedereen toegeven dat het kweken van eigen noten een zinloze onderneming was.”

“Daarom besloten de dorpelingen verkenners uit te zenden om op zoek te gaan naar de vreemdeling en de bron van de noten die hij gebracht had. Na enkele weken keerden de eerste verkenners terug met geweldig nieuws: hoewel ze geen spoor van de vreemdeling hadden gevonden, hadden ze wel stukken bos gevonden die geheel bestonden uit notenbomen. Hoewel de bomen hol en broos bleken te zijn waren de noten exact hetzelfde als de noten van de vreemdeling. Minder positief aan het nieuws van de verkenners was dat geen van hen een spoor had aangetroffen van de andere dorpen en steden in de omgeving. In plaats daarvan troffen ze overal waar ze een nederzetting verwacht hadden een veld met holle notenbomen aan. Ook verkenners die later van veel verder weg terugkwamen rapporteerden hetzelfde: waar ooit mensen woonden stonden nu nog slechts holle bomen: hoog, broos en vol met noten.”

“De dorpelingen stonden niet al te lang stil bij het lot van al die andere mensen, blij als ze waren met de wetenschap dat er zoveel bronnen van energie-gevende noten in de buurt waren. Nu ze zich geen zorgen hoefden te maken over hun voorraden aten ze meer noten dan ooit tevoren. De meeste mensen gingen over op een dieet van louter noten, aangevuld met wat water uit de nieuwe fontein.”

“Het was een geweldige tijd voor het dorp en haar inwoners. Het dorp floreerde en groeide. Mensen bouwden, ontwierpen en versierden elk onderdeel van hun omgeving. Hun energie en creativiteit waren grenzeloos. Dat er geen mensen meer waren in de weide omtrek deerde hen niet: met zoveel noten in de buurt om van te leven hadden ze helemaal geen andere mensen nodig.”

“Omdat ze geen redenen meer hadden om er nog op uit te trekken kwamen de meeste mensen nauwelijks nog buiten de grenzen van het dorp. Na enige tijd kwamen ze ook amper nog hun huizen uit, op af en toe een expeditie om noten te verzamelen na. De aanvankelijke roes van activiteit die de noten hadden veroorzaakt veranderde langzaam aan in passiviteit. Afgezien van de rook die hier en daar nog uit de schoorstenen kwam zou een voorbijganger zoals u denken dat het dorp compleet was uitgestorven.”

“Het gebeurde allemaal zo geleidelijk dat de mensen vrijwel niet in de gaten hadden wat er met hun dorp en henzelf gebeurde. Als ze het al opmerkten was het al te laat om er nog iets aan te veranderen. Wat begon als een afkeer om hun huis te verlaten was verworden tot een onvermogen om dat te doen. De weinigen die zich er bewust van waren realiseerden zich dat ze helemaal niet meer bewogen en dat hun voeten wortels hadden gekregen waarmee ze aan de grond gebonden waren. Hun onderlichamen waren verhard en onbeweeglijk geworden. Ze konden nog net, met grote moeite, hun armen gebruiken om de noten te rapen die ze om zich heen verzameld hadden. Wellicht dat degenen die zich hiervan bewust waren een moment kenden van paniek, gevolgd door wanhoop; de overgrote meerderheid echter heeft waarschijnlijk niet eens gemerkt hoe hun menselijkheid verloren ging terwijl ze getransformeerd werden. Ze waren in bomen veranderd, en bomen lijken zich weinig zorgen te maken over wat ze zijn, anders dan zichzelf.”

“Nu de transformatie tot boom compleet was konden de arme wezens hun verzamelde noten niet meer oprapen en eten. Verstoken van dit energie-gevende voedsel begonnen ze hun eigen lichaam van binnenuit te verteren. Wel produceerden ze zelf grote hoeveelheden noten, misschien in een instinctieve, maar vergeefse, poging zich te voeden. Uiteindelijk zal iedereen worden wat u in het woud gezien hebt dat u aantrof voor u ons dorp vond: holle bomen, vol met noten die ze zelf niet kunnen benutten.”


De vrouw pauzeerde even en staarde in de verte. Ze bleef zo lang volledig bewegingloos staan dat hij even dacht dat ze voor zijn ogen in een boom was veranderd. Maar toen schudde zich los uit haar gedachten en richtte haar blik weer op hem.

“Ik ben de laatste persoon uit dit dorp die nog enigszins menselijk is. Mijn moeder, moge ze in vrede staan, was een van de weinige mensen die de verleiding van de noten zo lang als ze maar kon bleef weerstaan. Ze plaatste zichzelf en ons, haar kinderen, op rantsoen en bleef tot het bittere einde naar ander eten zoeken. Ze dwong zichzelf in beweging te blijven en haar huis uit te gaan. Ze was de laatste ziel die zich ooit buiten het dorp begaf, op zoek naar eten en – toen er geen andere optie meer was – voorraden noten.”

“Maar zelfs haar ijzeren vastberadenheid kon de transformatie niet stoppen. Ze wist het aanzienlijk te vertragen, waardoor wij tientallen jaren langer actief konden blijven, maar uiteindelijk raakten ook zij en haar kinderen vergroeid met de grond en verloren alle mobiliteit van lichaam en geest. Ik was een nogal ziekelijk kind, waardoor ik nooit veel eten kon verdragen. Dat moet mijn transformatie nog meer vertraagd hebben. Daarom ben ik nu, al jarenlang, de laatste ziel in dit dorp die nog een beetje mens is. Ik zou bijna zeggen dat ik de laatste ben die nog overeind staat, ware het niet dat ze allemaal nog overeind staan. Het zijn alleen geen mensen meer.”

Ze sprak die woorden uit met grote droefheid en viel weer stil.


Hij wist niet wat hij moest zeggen. Als hij het bos en de bomen die uit de huizen hier groeiden niet gezien had; als hij haar vreemde bewegingen en haar hout-achtige armen niet had gezien; als hij zelf niet die heerlijke noten had geproefd en hun energie-gevende effect gevoeld had, dan zou hij haar nooit geloofd hebben. Maar hij had dat allemaal wel, dus wat kon hij anders?

Ze keek hem weer aan met een droeve glimlach om haar mond.

“Nu kent u ons verhaal. Misschien kunt u mensen vinden om dit verhaal mee te delen zodat we niet compleet vergeten worden door de wereld. Bedankt dat u naar me wilde luisteren. Hier, neem nog een paar nootjes.”

Ze schoof de schaal weer in zijn richting. Voor hij zichzelf had kunnen tegenhouden had hij alweer een handvol noten gepakt en in zijn mond gestopt. Een deel van him wilde stoppen met kauwen en de noten uitspugen maar ze waren te heerlijk en te verleidelijk. Hij slikte ze door, terwijl een angstig vermoeden hem bekroop.

“Ja” zei ze, “ik kan zien dat het tot u door begint te dringen. Nu u van onze noten gegeten hebt is uw lot bezegeld. Het kan nog tientallen jaren duren, afhankelijk van uw innerlijke kracht en zelfbeheersing. Maar uiteindelijk zal ook u een holle boom worden, net als wij. Hoever u ook vlucht en hoelang u ook zal blijven bewegen, op een dag zullen ook uw voeten vastgroeien en u aan een plek binden – en die plek zal de laatste plek zijn die u ooit zal zien.”

Vol afgrijzen sprong hij overeind. “Maar waarom?” riep hij uit, “Waarom hebt u mij veroordeeld tot datzelfde vreselijke lot, als u er zelf zo onder geleden hebt? Waarom kon u me niet wegjagen en aan mijn lot overlaten?”

Ze schudde haar hoofd en glimlachte weer met die bedroefde glimlach van haar.

“Weet u hoe het voelt om de enige mens te zijn temidden van bomen die ooit mens waren? Ik kan leven met de kennis van wat ik aan het worden ben. Wat ik niet kan verdragen is de enige te zijn met die kennis. Dus, als er iemand langskomt kan ik niet anders dan mijn lot me ze delen. Zodat ik niet langer de enige ben.”

Hij draaide zich om en rende weg alsof zijn leven er van afhing. Hij smeet de deur open op weg naar buiten en verdween uit het zicht.


De vrouw staarde naar de deur die achter hem in het slot viel. Een enkele traan, dik en traag als het sap van een boom, vloeide omlaag uit een ooghoek. “Ik ben in ieder geval niet alleen.” fluisterde ze, “Ik ben in ieder geval niet langer meer alleen.”

©Bard 2021

De Beer

De Beer
Beer – ©Bard 2021

De beer was die ochtend uit een lange winterslaap ontwaakt. Nog zwak en wankel was hij op zoek gegaan naar voedsel. Alles was welkom. Als hongerige alleseter was hij niet kieskeurig. Toch zou hij onder normale omstandigheden een ruime boog gemaakt hebben om het dode mens dat hij niet ver van zijn schuilplaats tegenkwam. De meeste wilde dieren die dicht genoeg bij mensen leven hebben een instinctieve neiging om bij ze uit de buurt te blijven. Maar dit keer won de honger het van die diepgewortelde voorzichtigheid. Haastig schrokkend verslond de beer een groot deel van het lichaam en rende daarna snel weer terug naar de grot waar hij zich veilig voelde. Daar viel hij al snel in een onrustige slaap.


Opeens schrok hij wakker. Hij wist niet precies waarom: een geluid misschien? Hij spitste zijn oren, maar hoorde alleen zijn eigen adem. Dat verbaasde hem. Het was hem nooit eerder opgevallen dat zijn adem zo zwaar klonk, tussen snuiven en grommen in. Hij had sowieso nooit aandacht besteed aan ademhalen. Dat was iets dat vanzelf ging, net als lopen, eten, slapen… Maar nu was hij zich ineens bewust van de spieren die de lucht naar binnen zogen en naar buiten bliezen. Hij voelde de koude lucht naar binnen stromen en als warme, vochtige wolken weer naar buiten gaan. Hij zag hoe stoom zich voor zijn ogen vormde. Totaal verward vergat hij adem te halen, tot zijn lijf protesteerde en hem dwong een grote hap lucht te nemen, waarin hij zich vervolgens verslikte, zodat hij proestend en blaffend op adem moest komen.

De beer raakte steeds meer in de war. Waarnemingen en half-gevormde indrukken tuimelden over elkaar in zijn hoofd. Wat het hem meest verwarde was dat hij zich hiervan bewust was. Hij was wel eerder verbaasd geweest. Of geschrokken van een onverwacht geluid. Hij was wel vaker in situaties terecht gekomen die hem onzeker maakten, en verward genoeg om zich nerveus uit terug te trekken. Maar nog nooit eerder was hij zich van zichzelf bewust geweest. Nooit eerder strekte wat hij waarnam van de wereld zich tot die waarnemingen zelf uit. Waarnemingen, indrukken en emoties kwamen en gingen, net als het landschap waar hij doorheen bewoog. Hij had zichzelf nog nooit als het centrum daarvan gezien. Hij had was nooit op de gedachte gekomen dat er een centrum was. Hij had zichzelf nog nooit gezien.

De vanzelfsprekendheid waarmee de wereld en de beer één vloeiende dans vormden van actie, reactie en interactie viel uit elkaar. Totaal nieuwe emoties overweldigden hem. Hij voelde zich verloren, klein en machteloos, bang, alleen. Voorheen was hij altijd even groot geweest als de wereld die hij waarnam, direct en onvoorwaardelijk verbonden met alles om hem heen. Bewust van zichzelf als waarnemer was hij geen deelnemer meer maar een toeschouwer vanachter de transparante muren van zijn zintuigen. Hoe meer hij naar zichzelf keek, hoe kleiner hij zich voelde. Hij zag zichzelf krimpen tot een enkel punt van bewustzijn omringd door de oneindigheid, compleet alleen. Voor het eerst drong het tot hem door dat hij zelf dus eindig was – fysiek begrensd maar ook in tijd. Wetend dat er een vroeger was waarin hij met alles verbonden was vreesde hij dat er ook een later zou zijn waarin hij geheel zou zijn verdwenen.

De beer werd bang. Bang voor de dood. Bang voor het einde. Doodsbang.

Dit was niet het soort angst waar hij simpelweg op zijn instincten kon vertrouwen hem uit de problemen te helpen. Het besef van de dood zat van binnen, niet van buiten. Er was geen tegenstander om aan te vallen. Er was geen plek om naar te vluchten. Er was geen manier om zich te verschuilen. Totale paniek overviel hem. Zonder te kijken waarheen, zonder acht te slaan op zijn omgeving, begon de beer te rennen.


Hij rende door tot hij van uitputting neerviel. Zwaar hijgend lag hij een tijdje met gesloten ogen te wachten, overtuigd dat de dood hem zou overvallen en doen verdwijnen in het niets.


Het geluid van wind over water drong tot hem door. Voorzichtig opende hij zijn ogen. Hij zag dat hij op een strandje lag aan de rand van een klein meer omringd door hoge bomen. Het zand was bijna puur wit. Het water van het meer was zo helder dat het alleen te zien was door de schaduwen van de golven die door de wind werden voortbewogen. De lucht was stralend blauw.

Wat hij zag deed hem een beetje tot rust komen. Hij had nog nooit bewust naar een landschap gekeken. Deze vredige schoonheid riep een nieuwe emotie in hem op. Hij voelde zich veilig hier en in harmonie met zijn omgeving. Hij zou bijna de doodsangst kunnen vergeten die hem hiernaar toe gedreven had.

“Dat zou mooi zijn,” sprak een stem “als een beetje natuurschoon genoeg zou zijn om jouw problemen op te lossen. Helaas, zo makkelijk gaat dat niet.”

De beer kwam haastig overeind. Zijn eerste neiging was om weg te rennen, of op zijn achterpoten te gaan staan om zich zo groot en dreigend mogelijk te maken. Maar de verbazing over de onverwachte stem, en het feit dat hij had begrepen wat er gezegd was, wonnen het van zijn instincten. Verbouwereerd zakte hij door zijn achterpoten en keek naar waar die stem vandaan kwam.

Voor hem stond een mensenvrouw, klein, met lang donker haar. In haar hand hield ze een lange stok. Hoewel hij haar met een enkele klap van zijn voorpoot zou kunnen doden wist de beer instinctief dat zij veel machtiger was dan ze eruit zag.

“Ja” sprak ze, “ga er maar eens goed voor zitten. Je hebt jezelf aardig in de nesten gewerkt.” De beer wist niet wat hem meer verbaasde: het feit dit mensenvrouwtje hem aansprak of dat hij alles begreep wat ze tegen hem zei. Hij had wel eerder mensen geluiden horen maken, maar het was nooit anders geweest dan het gezang van de vogels of het geknor van de wilde varkens. Maar nu drong elk woord tot hem door en veroorzaakte een vloed van gedachten en vragen.

“?????” gromde hij tegen haar.

“Probeer maar niet te spreken,” antwoordde zij, “daar is jouw bek niet geschikt voor. Het zou ook niet goed voor je zijn. Je zit al genoeg in de problemen, als je nu ook nog in woorden gaat denken wordt het alleen maar erger.”

“??!!??!!????!?!?!” gromde hij terug, enigszins gefrustreerd dat wat hij wilde communiceren zulke vreemde geluiden opleverde, in plaats van de vragen die hij in zijn hoofd had.

“Weet je nog wanneer dit allemaal begonnen is?” vroeg de vrouw. De beer gromde terug dat hij wakker was geworden met dit vreemde gevoel. “Dat begrijp ik. De verwarring begon bij het ontwaken. Dus moet er iets gebeurd zijn voor je bent gaan slapen. Zoiets ingrijpends gebeurd niet uit zichzelf. Denk eens heel goed na. Kan je je iets herinneren van de momenten voor je die laatste keer ging slapen?”

De beer dacht na, wat hem niet makkelijk afging omdat hij dit nooit eerder bewust geprobeerd had. Hij was gaan slapen, dat wist hij nog. Hij was nogal snel naar zijn schuilplaats gerend, dat herinnerde hij zich nu ook. Hij had daarvoor iets gegeten … iets dat hij normaal niet zou aanraken … !!! Ineens zag hij het beeld voor zich van het dode mens en proefde hij de vreemde smaak van mensenvlees in zijn bek. Hij had een mens gegeten!

“Juist,” sprak de vrouw, “daar was ik al bang voor. Je at een mens die nog maar net was overleden of nog net niet helemaal dood was. Daardoor is een deel van het menselijk bewustzijn bij jou terechtgekomen. Je bent als soort altijd verstandig genoeg geweest om deze vorm van bewustzijn uit de weg te gaan. Dat jullie liever geen mensen eten is niet omdat jullie bang voor ze zijn maar omdat jullie instinctief aanvoelen dat er iets vreemds aan mensen is. Iets waar ze allemaal aan lijden. Door aan je honger toe te geven heb jij jezelf besmet met datzelfde lijden – de vreselijke last van het zelfbewustzijn.”

“!!!???!!” gromde de beer hoopvol.

“Nee. Dit gaat niet vanzelf weer over. Als je die drempel eenmaal over bent kan je niet zomaar terug naar je oude bewustzijn. Zelfbewustzijn houdt zichzelf in stand. Elke waarneming van je eigen gedachten versterkt het gevoel dat die gedachten zijn wie jij werkelijk bent. En hoe meer je je met je gedachten vereenzelvigd, hoe moeilijker het wordt om die identificering los te laten. Als we er niets aan doen ga je nog denken dat als je gedachten ophouden jij ophoudt te bestaan. En dan ga je datgene beschermen wat je het meeste leed berokkend.”

“???????!!!” gromde de beer, bang, boos en verdrietig tegelijk.

“Ik zal je helpen” zei de vrouw, “maar het zal niet eenvoudig zijn. Je zult mij moeten vertrouwen en gehoorzaam alles doen wat ik je opdraag. Geen vragen, geen twijfel. Denk je dat je dat kan?”

“!!!!!!!!!” gromde de beer, allang blij dat de vrouw leek te weten hoe ze hem kon helpen. Hij nam zich voor precies te doen wat ze hem opdroeg. Hij wilde zo snel mogelijk weer die beer van vroeger zijn waar hij, terugkijkend, zo gelukkig mee was, al was hij zich daar toen niet van bewust.

En zo begon zijn leertijd onder leiding van de vrouw.


Het was allemaal niet zo makkelijk als hij gehoopt had. Hij verwachtte dat ze hem een simpele truc zou leren om die vreselijke stroom van bewustzijn en gedachten tot stilstand te brengen. Het moest toch mogelijk zijn om deze maalstroom net zo abrupt te doen stoppen als ze begonnen was? In plaats daarvan vertelde ze hem dat hij zich vooral niet moest verzetten tegen zijn eigen bewustzijn. Hoe meer hij bewust zou proberen zijn gedachten te stoppen, hoe meer hij verstrikt zou raken in de paradox van het bewust proberen zich nergens meer bewust van te zijn.

“Je moet je laten meedrijven met de stroom,” vertelde de vrouw hem. “Je kan alleen aan deze stroom ontsnappen door er helemaal aan toe te geven. In die overgave zit de overwinning.”

Hij begreep niet echt wat ze hem vertelde. Winnen door je over te geven? Zo werkte de natuur toch niet? Hij had vaak genoeg om territorium moeten vechten. Degene die zich overgaf had duidelijk verloren en moest vaak rennen voor z’n leven. Dat kon je toch geen overwinning noemen?

“Een afgedwongen overwinning is geen echte overwinning,” sprak de vrouw, zijn gedachten lezend. “Dat is slechts een tijdelijke verplaatsing van het evenwicht. Hoe meer je het evenwicht met macht probeert te verstoren, hoe sterker het uiteindelijk zal terugslaan om de balans weer te herstellen. Nee, jij moet leren jouw evenwicht te vinden door de balans te dienen, niet door het te verstoren.”

Het zal wel, dacht de beer, die er nu nog minder van begreep maar niets beters wist dan zich over te geven aan wat komen zou.

“Prima!” zei de vrouw, “Dat is wat ik bedoel. Geef je over en je zal zien dat je krijgt waar je naar zoekt.”


De maanden die volgden waren de moeilijkste die de beer ooit had meegemaakt.

De vrouw gaf hem vreemde en onmogelijke lijkende opdrachten. Ze liet hem bijvoorbeeld over het strand lopen en naar het zand kijken. Maar dan mocht hij alleen de zwarte zandkorrels zien. Al het andere moest hij negeren. Ieder keer als zijn oog per ongeluk op iets anders viel, een gekleurd steentje, een schelpje, of een kruipend insect, gaf ze hem een venijnige tik op zijn snuit met haar staf. “Laat je niet afleiden,” zei ze dan, “blijf je aandacht de baas.” De eerste keren had hij verontwaardigd, zelfs boos, gereageerd op die klappen. Hij had naar haar gegromd, zijn tanden laten zien, en één keer was hij zelfs overeind gekomen, klaar om haar een mep terug te verkopen. Ze was daar totaal niet van de onder indruk. “Boosheid is afleiding.” zei ze. “Wie boos is verzet zich tegen de stroom en en veroorzaakt alleen maar turbulentie, geen vooruitgang.” Ze benadrukte haar woorden met opnieuw een scherpe tik op z’n neus. “Opnieuw.” zei ze. “Alleen de zwarte korrels. De rest is niet van belang.” Hij wist niets beters te doen dan terugzakken op alle vier de poten en zich weer te concentreren op de zwarte korrels zand tussen de ontelbare afleidingen die hem van zijn taak probeerden af te houden.

Op andere dagen liet ze hem aan het water zitten met de opdracht álles waar te nemen wat zijn zintuigen maar konden registreren. Bewegingen, geluiden, geuren, aanrakingen, … hij moest proberen zich van alles bewust te zijn zonder aan één specifieke waarneming voorrang te geven of ergens bij stil te staan. Ook dit bleek in het begin een ware kwelling voor hem. Als er iets jeukte wilde hij krabben, maar zodra hij een beweging maakte was er weer zo’n tik op z’n neus. “Alleen registreren,” zei ze dan, “en laten gaan. Vooral niet blijven hangen. Geen permanentie verlenen aan al het vluchtige om je heen.” Hij wist niet precies wat dat betekende maar wel dat er aan haar staf niet viel te ontkomen. Dus ging hij maar weer zitten en probeerde zich bewust te zijn van alles om hem heen zonder ergens echt aandacht aan te besteden.

Ook waren er dagen dat hij zich van haar moest concentreren op het een of andere kleine diertje. Dat kon een vogel zijn, een insect, een vis, een eekhoorn, … elk dier dat regelmatig in de omgeving van het water te observeren was kwam wel een keer aan de beurt. Zijn opdracht was zo’n diertje heel bewust te bestuderen en zich er zo op te concentreren dat hij kon zich kon gaan invoelen in de belevingswereld van dat dier. “Wordt die vogel,” zei ze dan, “en beleef de wereld door zijn ogen. Zie wat hij ziet, voel wat hij voelt, tot elke vleugelslag jouw vleugelslag is, en elke noot die hij zingt uit jouw keel lijkt te komen.”

Dit laatste was misschien wel de moeilijkste van alle opdrachten. Hij had nog nooit bewust gekeken naar andere wezens. Hij had gejaagd op kleine prooien, of om grotere beren of groepen wolven heen getrokken om conflicten te vermijden. Maar dat ging nooit om hen, altijd alleen maar om zijn eigen gevoelens van dat moment. Honger, angst of nieuwsgierigheid deden hem andere dieren opmerken, maar nooit had hij zelfs maar een neiging gehad zich in hun belevingswereld te verplaatsen. Hoe kon hij ook? Hij was zich niet eens bewust van zichzelf. Zijn per ongeluk verkregen zelfbewustzijn had alles drastisch veranderd. Ineens was alles verdeeld in hemzelf en al het andere – hij en de wereld. Andere dieren waren buiten hem en daardoor niet met hem verbonden. Hoe hard hij ook probeerde zich in die andere dieren te verplaatsen, in het begin leek het bewustzijn van die scheiding tussen hemzelf en de wereld buiten hemzelf een ondoordringbare barrière. Hij kon de dieren wel waarnemen, maar hij kon zich niet in hen verplaatsen. Hij probeerde zich voor te stellen hoe dat zou voelen maar voelde het niet echt.

En dus kreeg hij ook hiervoor regelmatig zo’n klap op z’n neus. “Niet bedenken hoe het zou zijn,” zie de vrouw, “maar beleven hoe het is. Voel mee met de ander. Doorbreek de muur van je zelfbewustzijn. Die muur bestaat alleen in jouw gedachten. Ze is er niet echt.” Dan begon hij maar weer opnieuw, intens starend naar de nerveuze handelingen van een vogeltje op zoek naar zaden in de struiken of het schijnbaar doelloze gescharrel van een torretje in het zand.


Op een dag – hij zou niet weten hoe lang hij al bij de vrouw in de leer was – was ineens alles anders. Hij liep over het strand, zich concentrerend op de zware zandkorrels. Na een tijdje, hij wist niet hoelang, merkte hij dat hij niet langer de individuele korreltjes zag maar een fragiel netwerk van zwarte patronen over en door het overwegend witte zand heen. Die patronen strekte zich overal uit, hoe ver hij ook keek. Verbaasd bleef hij staan, enigszins overdonderd door de ingewikkelde, tere schoonheid van dit weefsel van zwart zand om hem heen. Ineens was daar de vrouw, die hem ditmaal geen tik op z’n neus gaf, maar hem in z’n oor fluisterde: “Niet stoppen nu, laat jezelf opgaan in die patronen. Laat je gedachten stromen met de lijnen en figuren die je waarneemt in het zand.” Hij deed wat ze zei, en liet zijn bewustzijn deel worden van wat hij voor zich zag op het strand. Daar waar hij zijn aandacht op richtte lichtte het zwarte zand even op, alsof er puur wit licht door de donkere patronen stroomde; licht dat meedanste met de bewegingen van zijn aandacht. Hij ging zo op in dit spel van aandacht en beweging dat hij zichzelf en de tijd vergat en zich pas weer van zichzelf bewust werd toen de zon onderging en het te donker werd om nog onderscheid te maken tussen de kleuren van het zand.

Vanaf die dag ging het snel.

Niet lang daarna was hij een eekhoorn aan het bestuderen die van tak naar tak sprong toen hij merkte dat hij meebewoog met elke sprong. Meer dan dat, hij wist, zonder te weten hoe, precies naar welke tak de eekhoorn zou springen en hoe hij daar zou landen. Hij ving geluiden op die voor de eekhoorn van belang waren. Hij zag hoe de wereld er voor zo’n klein en haastig knaagdier uitzag. Even wist hij niet of hij een beer was die een eekhoorn bekeek of een eekhoorn die een beer zag.

Hij keek om zich heen. Hij was niet langer een eenzame beer in een vreemde en afstandelijke wereld. Hij was een punt van een licht in een eindeloos tapijt van lichtpatronen die zich om hem heen verspreidden in een voortdurende dans van licht en donker. Hij voelde hoe er overal dieren waren die net als hij punten van bewustzijn waren in datzelfde netwerk van licht. Hij was een druppel in een oceaan van leven en die hele oceaan tegelijk. Er was geen onderscheid meer, alleen verbondenheid.

De beer besefte dat hij terug was op het punt waar hij ooit begonnen was. Hij was weer een deel van de totaliteit van de wereld die hij waarnam. Met het verschil dat hij zich nu bewust was van zowel zichzelf als van die totaliteit. Hij zat niet langer gevangen in de afzondering van zijn eigen gedachten en zijn naar binnen gekeerde zelfbewustzijn. Hij was vrij en onbeperkt. Hij was zowel onmetelijk klein als allesomvattend. Hij spiegelde zichzelf in het hele universum en het universum spiegelde zichzelf in hem.


De vrouw keek de beer na terwijl hij het bos inliep waar hij zoveel maanden geleden in paniek vandaan gekomen was. Hij keek niet om maar ze voelde zijn dankbaarheid jegens haar in de manier waarop hij bewoog en om zich heen keek. Ze leunde op haar staf. Ze keek naar het bos waar de wind de bomen zachtjes deed ruizen en deed meedeinen in harmonie met de stappen van de beer die in de verte verdween.

En ze zag dat het goed was.

©Bard 2021

Verhalenland

Verhalenland

“Zonder verhalen zou de kennis sterven en als de kennis was verdwenen zou al het andere eveneens sterven.”
Karl-Erik Sveiby and Tex Skuthorpe, Treading Lightly

Verhalenland
Verhalenland – ©Paulina Noordergraaf 2018

Het land was eindeloos en oneindig rijk. Elke steen, elke heuvel, elk stroompje had een verhaal over haar oorsprong, haar levensloop en haar betekenis in het grotere geheel. Alles was met elkaar verbonden door een levend web van verhalen, liederen en rituelen. Die verhalen waren tijdloos en eeuwig: geboorte, leven en dood vonden allen plaats in die ene tijdloze ruimte van de scheppingstijd. Alles wat ooit was, is en altijd zal zijn werd daar in leven gehouden. Zo bleef het land verbonden, levend en onuitputtelijk. Zo kon het land zich voortdurend vernieuwen zonder wezenlijk te veranderen.

De mensen van dit land wisten maar al te goed hoe belangrijk de verhalen waren. Zij wisten dat elk verhaal een draadje was in het weefsel dat hen in leven hield en hun leven zin gaf. Het was een weten dat veel dieper ging dan het verstand alleen. Ze voelden het in hun ziel, hun lichaam, hun botten. Dankzij de verhalen leefden deze mensen in een wereld waarin elke plek even bekend was als hun eigen familie en vrienden. Wie de verhalen kende van een boom of een plas, kende die plek alsof ze samen waren opgegroeid, kende alle gaven die de plek te bieden had en alles wat ze nodig had om die gaven te kunnen blijven geven. Hoewel ze als nomaden rondtrokken waren deze mensen nooit onderweg, verlangend naar een bestemming. Ze waren altijd thuis. Het land was hun veilige bestemming, hoever ze ook trokken, zolang ze de verhalen kenden.

En dus zorgden de mensen van het land voor haar verhalen en daarmee voor het land. Het was hun heilige plicht elk verhaal te koesteren en ongeschonden door te geven van generatie op generatie. Soms kwamen er verhalen bij, maar er gingen nauwelijks verhalen verloren. Verhalen werden uitgewisseld tussen stammen, meer waardevol dan materiële giften. Verhalen werden eindeloos verteld, gezongen, gedanst en geschilderd. Als het land veranderde – door vulkanen, overstromingen, klimaatveranderingen – werden de verhalen uitgebreid met nieuwe elementen. Niets bleef onverteld. Niet bleef onverbonden. Zolang ieder mens deelnam aan het weven van dit weefsel was het land één, rijk en gul voor iedereen.

Tientallen millennia duurde deze tijdloze scheppingstijd. Eeuwig bewegend, eeuwig hetzelfde.


Tot de vreemdelingen verschenen in hun vreemde schepen. Vreemdelingen waren niet onbekend in het land, maar tot nu toe waren het altijd bezoekers geweest: mensen die kwamen om handel te drijven en verhalen uit te wisselen, om vervolgens weer te verdwijnen. Of mensen die kwamen, de verhalen leerden en zich voegden naar het land tot ze geen vreemdelingen meer waren. Deze vreemdelingen waren anders. Zij kwamen niet om te bezoeken maar om te veroveren. Zij kwamen niet om deel te nemen aan wat het land te bieden had maar om het land aan zich te onderwerpen. Ongevraagd kwamen ze aan. Zonder te vragen bleven ze en zeiden dat het land nu van hen was.

De vreemdelingen zagen niet de verbondenheid tussen het land en haar bewoners. Ze zagen het land niet en haar diep gewortelde geschiedenis. Ze zagen alleen grond en grondstoffen. Ruimte die ze konden innemen. Rijkdommen die ze konden vergaren. Ze zagen een zielloze uitgestrektheid die ze konden vullen met hun eigen bedenksels.

Ze zagen amper de oorspronkelijke bewoners en al helemaal niet hun verhalen, liederen en symbolen. Integendeel, waar de wijze mannen en vrouwen van het land soms probeerden de vreemdelingen deelgenoot te maken van de basisverhalen, waarmee kinderen en bezoekers altijd geacht werden te beginnen, werden de ouden uitgelachen. De vreemdelingen vonden de verhalen kinderachtig en primitief. Sprookjes voor onontwikkelde mensen. Bijgeloof en verzinsels. Hoe sneller deze onzin uit het land verdween hoe beter, vonden ze.

Zelf brachten ze wel verhalen mee, maar die waren levenloos en ontdaan van context. Oude verhalen uit een land dat ze zelf nooit bezocht hadden. Verhalen die ze angstvallig gevangen hielden, opgetekend in doodzwarte inkt op dode bladeren, samengebonden en in leer geketend. Dit waren geen levende verhalen, verbonden met het web van het land, maar dode fossielen, niet in staat om zich met het web te verbinden en erin op te gaan.

De vreemdelingen namen het land over met een achteloze wreedheid die het land niet eerder had meegemaakt. Ze verboden het vertellen van de verhalen, het zingen van de liederen, het dansen van de ceremonies. Ze verboden zelfs de taal waarin de mensen spraken en zongen.

Met elk woord dat verdween verdween er een draadje uit het web van verhalen. Met elk draadje dat brak, verzwakte het web. Het land begon in fragmenten uit elkaar te vallen. De bewoners raakten verdwaald in hun eigen land. Zelfs de plekken waar hun voorouders honderden generaties geleefd hadden voelden niet meer als thuis, omdat de verbindende verhalen ontbraken. Het land verloor haar betekenis en verborg haar geheimen. Van een levenslang familielid dat gul haar overvloed deelde veranderde het land in een wildernis met meer gevaren dan voedsel. Steeds minder mensen konden het land zien en zich welkom voelen.

De vreemdelingen merkten nauwelijks hoe het land verbrokkelde en het leven verdween. Zij zagen niet hoezeer het land en haar bewoners leden. Zonder contact met de scheppingstijd waarin alles verbonden was, merkten ze het verval niet op, of schreven het toe aan tegenslag, weersverandering, natuurgeweld. Jarenlange droogtes werden gevolgd door enorme overstromingen. Ingevoerde dieren en planten werden plagen die het natuurlijke evenwicht volledig verstoorden. Steeds grotere delen van het land veranderden in zinloze leegtes. Steeds meer land werd woestenij. Dor en dood.

De vreemdelingen trokken zich terug in hun steden waar ze in hun onnatuurlijke huizen konden doen alsof de teloorgang van het land hen niet kon deren. Ze bouwden muren om zich heen om het verval niet te hoeven aanschouwen. Ze vertelden zichzelf dat ze alle problemen konden oplossen met nieuwe technologie. Ze wisten zeker dat ze natuur konden bedwingen en het land naar hun hand zouden kunnen zetten. Al wat nodig was was nog meer energie, nog meer machines, nog meer geweld.

En zo gingen de vreemdelingen ten onder. In de laatste stad keken de laatste overlevenden naar een betekenisloos land, zonder leven, zonder mededogen. Het land was woest en ledig. Er was geen thuis waar ze zich veilig voelden. Er was geen verleden waar ze deel van waren. Er was geen toekomst om naar uit te kijken. Er was zelfs geen verteller om deze teloorgang nog zin te geven. Er was alleen de leegte van een kil en zinloos universum waarin voor mens geen plaats meer was.


Het land bleef achter als een onbeschreven blad, zonder bergen of dalen, zonder rivieren of meren, zonder leven. En het wachtte tot iemand haar terug zou vinden. Tot er weer echte bewoners zouden komen die het land met hun verhalen en liederen tot leven zou brengen. Die met hun ceremonies en schilderijen het landschap zouden vormen en vullen met betekenis en waarde.

Het land wachtte …

©Bard 2021

Het Sociale Weefsel

Het sociale weefsel is een magisch weefsel
Geweven uit onze verplichtingen
Uit schulden gemaakt en gunsten verleend
In het algemeen belang

Geweven uit onze hoop en dromen
De verwachting van een betere toekomst
Herinneringen aan een gouden verleden
En de verhalen die we samen delen

Het sociale weefsel is een kwetsbaar weefsel
Dat kan verzwakken en kan scheuren
Door eigenbelang en hebzucht
Door achterbaksheid en verraad

Ontrafeld en uitelkaar gescheurd
Door geweld en machtsmisbruik
Door verdeeldheid en haat
En de politiek van de angst

Het sociale weefsel is een kostbaar weefsel
Dat ons behoedt met haar beschutting
Ons de kans geeft te kiezen tussen
mededogen en onverschilligheid

Zonder dit doek om ons te kleden
Zouden wij naakt staan in de wereld
In een ijzig donker Universum
Elk van ons alleen

Bard – 2019

Het Maken van een Parelsnoer – Stap 7

Goed voorbereid en goed geplanned zijn we nu klaar om te beginnen aan de volgende etappe van onze reis. We moeten er niet van uit gaan dat alles precies zo gaat als we geplanned hebben; dat doet het leven meestal niet. We moeten daarom regelmatig onze vooruitgang controleren met behulp van de ZIVs die we hiervoor hebben opgesteld. Dit geeft ons de kans dingen bij te stellen terwijl we onderweg zijn. Op koers blijven en tegelijkertijd reageren op de wereld die om ons heen beweegt en verandert is een balanceerkunst. En net als het bewandelen van het slappe koord vereist ook dit aanzienlijke vaardigheid. Een vaardigheid die we alleen kunnen aanleren door daadwerkelijk dat koord op te gaan. Om er dan weer af te vallen. Diverse keren in het begin, dan steeds minder naarmate we er beter in worden. Zolang we dat vallen niet als falen zien is elke val gewoon deel van het leerproces. We trekken onze kleren recht, halen een paar keer diep adem, en gaan weer terug het koord op om het opnieuw te proberen.

Stap 7: Het Waarmaken

Als we ons pad volgen moeten we beducht blijven voor obstakels en kansen die we onderweg tegenkomen. Er is ook wel wat waars aan het oude cliché dat elk obstakel tevens een nieuwe kans is. Op z’n minst is elke tegenslag of uitdaging een kans om er iets van te leren. We komen vooral vaak weerstand, tegenslag en obstakels tegen aan het begin van een nieuwe reis. Vooral als die reis ons nogal ver voert van hoe we ons in het verleden presenteerden. Hoe meer we afwijken van wat de wereld van ons verwacht of gewend is, hoe meer die wereld ons zal proberen tegen te houden. En ons terug te duwen naar waar het comfortabel is – voor de wereld. Laten we dit onthouden als we weerstand tegenkomen en het zien als een teken dat we in de goede richting bewegen. Het is meestal een teken dat we ons aan het ontdoen zijn van de ankers die ons hiervoor op onze plaats hielden.

Maar we moeten ook ons onderscheidingsvermogen blijven gebruiken. Niet alle weerstand en tegenslagen zijn persé tekenen van vooruitgang. Soms lopen we op tegen echte, onvoorziene obstakels. Wellicht komen we moeilijkheden tegen die we onderschat hebben of helemaal niet zagen aankomen. Soms kunnen we ook zijn gaan afdwalen van ons ideale pad. Als onze bewuste geest did niet opmerkt kan het zijn dat ons onderbewuste op deze manier ons een boodschap probeert te sturen. Wellicht probeert het ons te vertellen dat we beter moeten opletten en weer terug op het pad moeten komen. De enige manier om er achter te komen wat er feitelijk aan de hand is is om de situatie met emotionele afstandelijkheid te onderzoeken. Wat zijn de bron en de aard van de weerstand waar we op stuiten? Wat is onze eigen bijdrage aan deze weerstand? Hoe groot is het probleem waar het ons voor plaatst? Wat zegt onze intuïtie over deze situatie?

We kunnen ook onze ZIVs gebruiken om in te schatten hoe serieus de problemen zijn die zich aan ons presenteren. Hoeveel en welk deel van onze gewenste vooruitgang wordt hierdoor tegengehouden of vertraagd? Is het een essentieel onderdeel van ons verhaal of is het iets dat we kunnen uitstellen of omzeilen?


Ik was al een tijdje aan het onderhandelen met een overheidsklant. Toen, zoals in Australië wel vaker gebeurt, veranderde ineens het politieke landschap. Dat veroorzaakte golven van verandering door alle cirkels van de overheid. Departementshoofden werden vervangen. Hele departementen werden samengevoegd, gesplitst of zelfs helemaal opgeheven. Beslissingen werden opgeschort en initiatieven werden uitgesteld of afgeblazen omdat de budgetten bevroren waren. Het leek erop dat wat een vliegende start van mijn bestaan als onafhankelijk adviseur hadden moeten zijn hier in de kiem gesmoord werd.

Nadat ik eerst even mijn hart had gelucht bij een paar vrienden (ik ben ook maar een mens) deed ik een bewuste oefening van afstandelijke observatie. Hoe belangrijk was deze tegenslag in mijn huidige reis om een schrijver en publiek spreker te worden? Het werk was interessant en het inkomen altijd welkom. Maar het contract was niet bepaald essentieel in het waarmaken van mijn ambities. Misschien was dit uitstel juist een verkapte zegen.

Het werken met grote overheidsklanten kan erg veeleisend en tijdrovend zijn. Het wordt vaak snel ingewikkeld. Veel tijd gaat vaak verloren aan de formele en organisatorische aspecten van het werk, naast het eigenlijke werk zelf. Wat begint als een part-time opdracht kan al snel een volledige baan worden.

Na enige introspectie, meditatie en overleg met mijn partner werd het me duidelijk. De uitgestelde onderhandelingen waren niet kostbare tijd verloren, maar kostbare tijd gewonnen. Het gaf me tijd om te schrijven en tevens een duidelijker, sterker verhaal te ontwikkelen on de wereld te laten zien. Dat betere verhaal zou me ook een betere uitgangspositie geven om later de onderhandelingen mee te hervatten. Het zou me helpen om de opdracht nog meer in de richting van mijn kernvaardigheden te sturen en beter aan te sluiten op de onderwerpen waar ik bekend om wil zijn. Het zou me ook tijd geven om me ervan te verzekeren dat de klant serieus was in hun wens om de veranderingen door te voeren die ze mij vroegen te faciliteren.

Alles bij elkaar bleek het uitstel veroorzaakt door een verandering in de overheid een uitstekende aanleiding tot reflectie en onderzoek. Het gaf me de kans om mijn eigen onzekerheden, zorgen en angsten onder ogen te zien. Het dwong me te herzien waar ik mijn energie en aandacht op moest richten om mijn verhaal waar te maken zoals ik voor ogen had. En het hielp me om mijn focus te hervinden en met hernieuwde energie dit boek af te maken. En dat was tenslotte de hoogste prioriteit op mijn lijst.


Obstakels en weerstand kunnen dus helpen om scherp te blijven en de nodige koerscorrecties aan te brengen. Maar wat gebeurt er als we alle obstakels overwinnen? Als we erin slagen de weerstand die we tegenkomen achter ons te laten? Als onze ZIVs ons vertellen dat we perfect of schema liggen, betekent dat dan dat we onze levensdoelen aan het behalen zijn? Betekent dat altijd dat we rechtstreeks op weg zijn naar ons volmaakte levensverhaal?

Niet persé. Er is nog een valkuil waar we in terecht kunnen komen als alles bijna te goed gaat om waar te zijn. Dat is het gevaar van de gelokaliseerde optimalisatie.

Stel je je een groepje onderzoekers voor op zoek naar de hoogste berg in een bepaald gebied. Hun opdracht is om door te gaan tot ze niet hoger kunnen komen. Als ze het hele terrein kunnen overzien is dit niet zo moeilijk. Ze kunnen een weg uitstippelen naar de hoogste top en vervolgens zo direct mogelijk daarheen gaan. Met beperkte zichtbaarheid – zoals mist of duisternis – wordt de situatie een stuk moeilijker. Als ze maar een paar meter vooruit kunnen kijken is het enige teken dat ze vooruitgang boeken dat ze omhoog gaan in plaats van omlaag. Dat kan er echter toe leiden dat ze de eerste de beste heuvel beklimmen die ze tegenkomen en vervolgens vast komen te zitten. Iedere verdere stap brengt ze lager, niet hoger. Hoe kunnen ze te weten komen, zonder uitzicht op de volgende top, of ze nog verder moeten zoeken en zo ja in welke richting?

Ja, dat is hoog, maar is er nog iets hogers? - ©Bard 2017
Ja, dat is hoog, maar is er nog iets hogers? – ©Bard 2017

Als de dingen te voorspoedig gaan op onze reis is er het risico dat wij ook vast komen te zitten op een plaatselijke heuvel. Dat is gedeeltelijk een probleem met de zichtbaarheid. Het is moeilijk om de toekomst te zien en de volgende heuvel ligt misschien buiten ons huidige gezichtsveld. Maar er is ook het risico van comfort en onzekerheid.

Een top beklommen hebben geeft ons een gevoel van iets gepresteerd te hebben. Onze ZIVs geven aan dat we een doel bereikt hebben. We zijn zichtbaar beter af. We zijn dichter bij ons eindpunt. Dat gevoel van prestatie geeft ons een gevoel van comfort, van tevredenheid. Het voelt goed om op koers te liggen.

Maar vanuit dat comfortabele gevoel houdt elke vervolgstap een risico in. We konden weleens achteruit gaan of de verkeerde kant op. Waarom zouden we dat risico nemen? Waarom zouden we dit comfortabele gevoel opgeven voor de onzekerheid van een nieuwe ontdekkingsreis?

En zelfs als we de contouren van een nog hogere berg in de verte kunnen ontwaren kan onzekerheid ons tegenhouden. We zijn toch OK waar we nu zijn? Die andere berg kan dan hoger zijn maar het zal niet eenvoudig zijn om daar te komen. Voordat we die nieuwe prestatie kunnen halen moeten we eerst een deel van wat we al bereikt hebben opgeven. We zijn er wellicht ook niet zeker van of we wel de vaardigheden in huis hebben om die volgende berg aan te kunnen. Waarom zouden het risico nemen al het goede dat we bereikt hebben kwijt te raken voor een doel dat we misschien niet eens kunnen bereiken?

Deze combinatie van comfort en onzekerheid kan ons klem zetten. Ik zeg niet dat er iets verkeerd is aan het vinden van een gelokaliseerd optimum en daar blijven zitten. Dat is een persoonlijke beslissing die iedereen voor zichzelf moet nemen. Ik zal de laatste zijn om mensen het plezier te ontnemen van een mooie plaatselijke top te beklimmen en daar te genieten van het uitzicht. Maar als we ons toewijden aan een leven van ontdekking en ontwikkeling moeten we onszelf van tijd tot tijd nieuwe uitdagingen geven. We moeten de moed hebben om verder te kijken dan dat mooie uitzicht en onderzoeken wat nog niet ervaren en niet leren door hier te blijven steken.

Obstakels en tegenslag kunnen geweldige kansen bieden voor overdenking, onderzoek en leren. Tijden van prestaties en voorspoed kunnen ons afleiden van groei en verdere ontwikkeling. De kunst van het voortzetten van onze reis ligt in het vinden van een onthecht perspectief. Voorspoed en tegenslag zijn beiden slechts voorbijgaande fases waar we ons niet door moeten laten tegenhouden. We nemen ze waar, ontvangen de lessen die ze ons te bieden hebben en gaan dan verder. Er is altijd meer te onderzoeken en meer te leren. Er is altijd een nieuw verhaal te ontdekken, net voorbij de horizon.

Het Maken van een Parelsnoer – Stap 6

Het verschil tussen ‘wishful thinking’ en kiezen voor een nieuwe richting voor onze toekomst ligt in het hebben van een actieplan. Dit betekent niet dat we alles moeten weten over wat er moet gebeuren. In een complexe wereld en constant verschijnende en veranderende toekomst kunnen we nooit echt alles zeker weten. Het beste waar we op kunnen hopen is genoeg duidelijkheid te hebben over onze richting en genoeg inzicht in onze huidige situatie om te weten welke stappen we als eerste moeten nemen. Elke reis begint met een eerste stap, en dan de volgende, en de volgende. Die paar stappen is wat we moeten weten waar te maken, met het vertrouwen dat de daaropvolgende stappen ons duidelijk worden naarmate we ons verder wagen op onze reis

Stap 6: Het maken van een actieplan

Er zijn minstens zoveel plannings-methodes en hulpmiddelen als er boeken zijn geschreven over het onderwerp. Iedereen moet zich vooral vrij voelen om de gereedschappen te gebruiken waar ze zich prettig bij voelen. Toch zijn er een aantal punten waar ik even bij stil wil staan, omdat ze met name van belang zijn voor het plannen van een persoonlijke reis.

Doelen

De eerste stap in het planningsproces is er zeker van te zijn dat we onze doelen duidelijk genoeg voor ogen hebben. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar het vereist wel enige introspectie. Totdat we ze werkelijk in concrete termen omschreven hebben zijn onze doelen vaak vrij vaag en ongenuanceerd. Concrete termen gaan over de zichtbare, tastbare en ontastbare verschillen die we verwachten te zien als we onze eindbestemming bereiken. De doelen waar we het hier over hebben gaan over onze persoonlijke ontwikkeling. Helder voor ogen hebben wat we eigenlijk willen bereiken met de doelen die we ons stellen is belangrijk om onze motivatie en inspiratie vast te houden gedurende onze reis.


Ik heb het bedrijfsleven verlaten om boeken te schrijven en mezelf te ontwikkelen als publieke spreker en facilitator rondom de onderwerpen die ik belangrijk vindt. Ik moet daarbij genoeg inkomen genereren om een redelijke levensstandaard te kunnen onderhouden. Ik wil mijn werklast goed verdelen zodat er een goede balans is tussen de tijd die ik in het openbaar optreed en de tijd die ik nodig heb om nieuwe inhoud te ontwikkelen. Mijn werk is bedoeld om mensen te motiveren en inspireren positieve veranderingen in hun eigen leven aan te brengen, dus ik moet genoeg mensen bereiken om het gevoel te hebben dat mijn werk iets betekent in deze wereld. Tevens realiseer ik me dat dit slechts een volgende fase is in mijn doorlopende reis van zelf-verwezenlijking en dus wil ik wel het gevoel blijven houden dat ik aan het onderzoeken, leren en groeien ben in alles wat ik doe.

Om dit meer concreet te maken heb ik mijn doelen als volgt samengevat:

  1. 2-4 openbare spreekbeurten per maand gedurende 6 maanden per jaar, zodat de andere 6 maanden vrij blijven voor andere activiteiten, inclusief schrijven;
  2. Genoeg inkomen uit mijn openbare optredens om me in staat te stellen zeer kieskeurig te zijn in het aannemen van werk dat ik relevant, de moeite waard en leuk vind om te doen;
  3. Voortdurende verbetering van mijn presenteer-vaardigheden, zodat ik meer voldoening en effect heb maar minder energie verbruik;
  4. Een groeiende invloed zodat meer mensen geïnspireerd raken door de inhoud van wat ik presenteer om positieve actie te ondernemen;
  5. Een dieper begrip en inzicht in de onderwerpen waar ik me mee bezig houd;
  6. Een doorlopend gevoel van persoonlijke groei en vooruitgang op mijn persoonlijke reis van zelf-onderzoek en zelf-verwezenlijking.


Zichtbare Indicators van Vooruitgang

Doelen worden gidsen als we ze kunnen omzetten in waarneembare verschillen, zodat we kunnen zien dat we in de juiste richting gaan. Ze zijn vaak niet echt objectief ‘meetbaar’ – ontastbare doelen zijn dat bijna nooit. Maar, voorzover mogelijk, moeten we ze toch proberen te beschrijven op een manier die ons helpt te zien wanneer we ze bereiken of wanneer ze ons ontglippen. We moeten de verschillen die we verwachten te bereiken zo helder voor ogen hebben dat we onszelf en onze omgeving regelmatig kunnen scannen voor tekenen dat we de gewenste verschillen aan het creëren zijn.

Omdat we een reis aan het plannen zijn, geen plotselinge sprong naar onze eindbestemming, moeten we een manier bedenken om ‘vooruitgang’ in kaart te kunnen brengen. Naast tekenen dat we onze doelen bereikt hebben moeten we ook tekenen bedenken die ons vertellen dat we onze doelen benaderen. We kunnen zulke tekenen ‘Zichtbare Indicators van Vooruitgang’ (ZIVs) noemen. Als we ze goed formuleren zijn ZIVs uitstekende gereedschappen om ons te helpen door te zetten, zelfs als onze einddoelen nog ver in de toekomst liggen en moeilijk bereikbaar lijken.

We kunnen de volgende vragen gebruiken on ZIVs toe te voegen aan onze doelen:

  1. Als dit doel bereikt is, wat is het verschil dat we dan kunnen zien? Wat verandert er eigenlijk als we hierin slagen?
  2. Als dit doel benaderen, hoe zien we dan dat we dichter bij komen? Wat verandert er wanneer ik op het juiste pad ben en de juiste kant opga?
  3. Als we van het doel afraken, hoe zien we dan dat we niet langer op de juiste koers liggen? Wat verandert als we de verkeerde kant opgaan?

Met gebruikmaking van deze drie vragen kwam tot de volgende ZIVs voor een paar van mijn doelen:

  1. Openbare optredens:
    1. bereikt: genoeg boekingen voor het hele komende jaar
    2. benaderend: a groeiende pijplijn van prospects, uitnodigingen en verzoeken om informatie en voorstellen
    3. verder verwijderd rakend: geen reacties op mijn pogingen om belangstelling te genereren
  2. Inkomen:
    1. bereikt: al onze vaste uitgaven zijn gedekt, met daarbij geld om te sparen, geld voor onverwachte uitgaven en voor uitstapjes en vakanties
    2. benaderend: a groeiende pijplijn van mogelijke klanten, voorstellen en een paar betalende klanten
    3. verder verwijderd rakend: niets in de pijplijn en geen uitzicht op inkomen voor de komende 6 maanden
  3. Verbeteren van mijn presentatie-vaardigheden:
    1. bereikt: ik krijg meer energie uit het geven van presentaties dan ik erin steek
    2. benaderend: ik voel me vaker opgeladen dan leeggelopen na een presentatie
    3. verder verwijderd rakend: ik voel me bijna altijd meer uitgeput dan opgeladen na een presentatie

Op dit moment kan ik naar eerlijkheid zeggen dat ik doel 1 heel langzaam aan het benaderen ben, doel 2 nog niet dichterbij zie komen (ik heb er ook nog niet zo hard aan gewerkt), en dat ik voor doel 3 nog een paar presentaties meer moet geven om er iets met zekerheid over te kunnen zeggen, al waren de paar die ik tot nu toe gegeven heb veelbelovend.


Acties kiezen

Met onze doelen en ZIVs bepaald hebben we nu een leidraad die ons kan helpen onze toekomstige acties doelbewuster te kiezen. We moeten wellicht een aantal nieuwe vaardigheden leren en oefenen, sommige handelingen vaker doen en anderen juist verminderen of helemaal stopzetten. Op die manier vormen de keuzes die we nu maken de fundamenten van de toekomst die we willen creëren.

Bij het kiezen van onze acties is het bepalen wat we NIET gaan doen misschien wel het moeilijkst. We leven in een drukke wereld. Er zijn altijd meer dingen te doen dan we kunnen hopen af te maken. Veel van die bezigheid komt voort uit de verwachtingen die andere mensen van ons hebben. Onze banen, familie, sociale cirkels, ze proberen allemaal beslag te leggen op onze tijd en aandacht. Daarbovenop is er een constante overvloed van media (sociale en a-sociale) die constant proberen onze aandacht te vangen.

Hier zullen we voldoende discipline moeten hebben om onnodige afleidingen te vermijden en rigoureus het aantal dingen dat we in een bepaalde tijd proberen te doen verminderen. We moeten het verschil begrijpen tussen dringend en belangrijk. We moeten onderscheid maken tussen wat gevraagd wordt en wat nodig is. We moeten kiezen tussen wat er van ons verwacht wordt en wat nuttig voor ons is. En dan moeten we de discipline hebben om ons aan die keuzes te houden.


De voornaamste activiteit waar ik veel gedisciplineerder in moest worden is in het schrijven. Ik heb het publiceren van een aantal boeken gekozen om mijn reputatie te versterken als autoriteit in de gebieden waar ik bekend voor wil zijn. Boeken schrijven is moeilijk en tijdrovend. Er is ook het probleem van de inspiratie en de juiste stemming die je moet hebben om te schrijven. In het verleden stelde ik het schrijven dan ook vaak uit. Ik verzamelde eindeloze hoeveelheden ‘ondersteunend bewijs’ – waarvan ik het meeste nooit gebruikte. Ik bleef boeken van anderen lezen voor ‘inspiratie’. En vaak bleef ik uren naar een leeg scherm staren wachtend totdat de juiste zin of het gouden idee me zouden invallen.

Om dit uitstelgedrag te overwinnen stelde ik mezelf dagelijkse doelen: ik zou minimaal twee pagina per dag schrijven. Ik zorgde er ook voor dat ik iedere dag een paar uur vrijhield puur voor het schrijven. En dan ging ik er goed voor zitten, zette alle bronnen van afleiding uit en ging stug aan het schrijven. Wat dit deed werken was mijn bewuste beslissing om gewoon te blijven schrijven. In plaats van te proberen perfecte zinnen te construeren en prachtig uitgewerkte passages typte ik vaak gewoon wat me op dat moment voor de geest kwam. Of ik stelde me voor dat ik met iemand in gesprek was en iets probeerde aan ze uit te leggen. En dan schreef ik zo letterlijk mogelijk dat gesprek neer.

De tijd makend om te zitten schrijven - ©Bard 2018
De tijd makend om te zitten schrijven – ©Bard 2018

In het begin was dit veel moeilijker dan het misschien klinkt. Ik moest me echt concentreren om mijn innerlijke critici te negeren – die zeurende stemmetjes in mijn hoofd die maar bleven roepen dat wat ik schreef niet goed genoeg was – en stug te blijven doorschrijven. Het doel was om mijn gedachten op papier te krijgen. Het afwerken en bijschaven tot samenhangende teksten en kunstige stukjes taal zou later wel komen. Zelfs als ik vond dat ik niet veel zinnigs te zeggen had bleef ik gewoon doortypen.

Wat deze gedisciplineerde en koppige manier van schrijven me geleerd heeft is dat de kunst van het schrijven werkelijk de kunst van het schrappen is. Veel van wat ik heb uitgetypt heeft het niet overleefd en is niet terug te vinden in enig boek of blog die ik geschikt vond voor publicatie. De waarheid is dat om dingen te kunnen schrappen je ze eerst moet hebben opgeschreven. Ik heb ontdekt dat het veel makkelijker is om een rammelend en slecht geschreven opgeblazen stuk tekst terug te brengen tot iets elegants, dan te proberen iedere zin direct de eerster keer perfect te krijgen.

Het heeft me ook geleerd dat het proces schrijven zelf een proces van onderzoeken en ontdekken is. Het is een andere manier van het vasthouden en structureren van mijn gedachten. Het verandert de manier waarop ik over dingen nadenk. Het brengt diepte en samenhang in ideeën. Het helpt me om losstaande ideeën met elkaar te verbinden. Het brengt gaten in mijn denken aan het licht. Veel van wat ik nu als mijn beste ideeën beschouw vormden zich pas tijdens het teruglezen en uitpluizen van teksten die dagen of weken eerder geschreven had.


Prioriteiten stellen

Kiezen wat te doen en niet te doen werkt alleen goed als we duidelijke prioriteiten kunnen stellen. De wereld heeft een onuitputtelijke honger naar onze arbeid en aandacht, terwijl wij maar een beperkte hoeveelheid van beiden te geven hebben. Wij moeten ervoor zorgen zoveel mogelijk aandacht te schenken aan de activiteiten die ons verhaal bevorderen. Als we dat niet doen wordt onze reis gekannibaliseerd en verzwakt.

In de praktijk betekent strike prioriteiten stellen het volgende:

  • Heb nooit meer dan drie prioriteiten. Punt. Als we meer dan drie prioriteiten hebben zijn het geen prioriteiten maar is het slechts een lijst.
  • Naast datgene wat we willen doen (onze prioriteiten) zullen er altijd dingen zijn die we moeten doen (onze socio-economische verplichtingen). We moeten die verplichtingen inplannen op een manier die onze prioriteiten intakt laat. Wanneer we onze verplichtingen nakomen moeten we streven naar het acceptabele minimum niveau van energie en kwaliteit. We willen op die zaken niet over-presteren en kostbare energie, tijd en denkkracht verspillen. De vuistregel is hier: het moet precies goed genoeg gedaan worden om ermee weg te komen. Alles daarboven kost ons meer dan het zou moeten.
  • Laat ook tijd vrij voor het onverwachte. Er kan zich iets dringends voordoen dat niet kan wachten. Een kans kan zich aandienen die we niet voorbij willen laten gaan. En als er geen beslag gelegd wordt op die gereserveerde vrije tijd kunnen we het gebruiken om te ontspannen en wat sociale momenten door te brengen met onze vrienden en geliefden. Of helemaal niets doen. We moeten ook af en toe dat drukke hoofd kunnen uitzetten en gewoon uit het raam staren of een doelloos ommetje maken buitenshuis. Naast datgene doen wat belangrijk voor ons is, is het nietsdoen (in al zijn vormen) een van de meest belangrijke dingen die we kunnen doen.

Dit zijn op het moment mijn dagelijkse prioriteiten:

  1. Schrijven
  2. Netwerken
  3. Lezen en denken

Op mijn lijst met verplichte zaken heb ik staan:

  1. Tijd doorbrengen met mijn partner (misschien niet echt een verplichting, maar wel iets waar ik bewust tijd voor moet maken)
  2. Onderhoud aan huis en tuin
  3. Administratie
  4. Familie en vrienden

De dingen die ik zoveel mogelijk vermijd zijn:

  1. Sociale media, behalve om te netwerken en mijn professionele reputatie te versterken
  2. Lange zinloze gesprekken over helemaal niets
  3. Werk aannemen dat me niet inspireert

Ten slotte heb ik voor mijn vrijgehouden tijd een aantal ontspannende, helende en rustgevende activiteiten:

  1. Meditatie
  2. Wandelen
  3. Muziek maken
  4. Romans lezen (geen studieboeken)
  5. Een documentaire kijken
  6. Een 20-minuten ‘power nap’ doen

Ik slaag er niet altijd in om precies deze verdeling van mijn tijd en aandacht aan te houden, maar over het algemeen heeft dit lijstje me veel goed gedaan. Het feit dat dit boek er nu is – tegelijkertijd geschreven met nog een ander boek en diverse blogs – bewijst voor mij dat dit de juiste prioriteiten, verplichtingen, vermijdingen en vrije tijds items zijn voor mij zijn op dit moment.


De tijd nemen om te plannen, doelen te bepalen, ZIVs en prioriteiten te stellen, en dan structuren opzetten die ons helpen om zoveel mogelijk ons plan te blijven volgen lijkt niet altijd de meest inspirerende wijze om onze energie te gebruiken. Maar het betaalt zich op de langere termijn wel degelijk terug. En die langere termijn is ten slotte waar het voor onze persoonlijke reis allemaal om gaat.

Het Maken van een Parelsnoer – Stap 5

Terugkijken op onze glanzende parels uit het verleden helpt ons het pad te begrijpen dat we hebben afgelegd om in het hier en nu te komen. Ze tonen ons waar we van genoten hebben en wat ons deed doorgaan. Ze tonen ons wat ons inspireerde en wat we waardevol vonden. Van alles wat we op onze reis zijn tegengekomen zijn onze stralende parels het beste teken dat het leven de moeite waard was en is. Het is in het heden, op het moment dat we de besluiten nemen over welke stappen we hierna gaan nemen, dat we het licht van onze parels kunnen gebruiken om ons te helpen een pad te ontwerpen dat ons nog meer zal geven van wat we koesteren. We mogen dan misschien niet de hele toekomst kunnen zien, maar het huidige moment is een splitsing in de weg daarheen. Welke afslag we nemen is onze keuze, en die van ons alleen.

Zoekend naar een pad door het duister - © Bard 2018
Zoekend naar een pad door het duister – © Bard 2018

Stap 5: Het Bedenken en Testen van Onze Toekomstige Parels

Nu we onze glanzende parels uit ons verleden verzameld en samengevat hebben is het tijd om naar de toekomst te kijken en onszelf af te vragen wat hoe die toekomst eruit zal zien. Onze voorgaande parels hebben ons laten zien wat voor een situaties en handelingen ons brachten tot die toestand van ‘flow’ die betekent dat we dicht bij de kerndoelen en missie in ons leven zijn. Dat inzicht leidt ons tot de vraag: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we nog meer van die momenten zullen hebben in de rest van ons leven?” Kunnen we, door te kijken naar hoe en wanneer ze in het verleden voorkwamen, afleiden wat we in de toekomst meer en vaker moeten doen? Geeft het verleden ons ook aanwijzingen over de dingen die we moeten herhalen, veranderen, verbeteren en meer aandacht aan besteden om onze kansen op een meer vervullende leven te verhogen?

We moeten er rekening mee houden dat we in de meeste gevallen er niet simpelweg op uit zijn te herhalen wat in het verleden succesvol was. Natuurlijk waren die moment geweldig, en die parels glanzend genoeg om er met plezier aan terug te denken, maar wij zijn niet langer de persoon die we toen waren. We hebben ervaren, geleerd en zijn veranderd, hoogstwaarschijnlijk juist door die momenten die we ons met zoveel genoegen herinneren, maar ook als gevolg van alles wat we in ons leven hebben meegemaakt. Persoonlijke groei betekent vaak dat, mochten we proberen die glanzende momenten van vroeger exact zo te herhalen, ze ons waarschijnlijk niet dezelfde voldoening zullen geven als weleer. Exacte herhalingen blijven zelden plezieren, tenzij we compleet in harmonie zijn met onze doelen, en ook zelf niet veranderen.

We moeten ons de glanzende parels van onze toekomst dan ook voorstellen als een verdere ontwikkeling van die uit het verleden: variaties die de essentie behouden, maar verder zijn aangepast aan de omstandigheden van nu en de persoon die we door de jaren heen geworden zijn.


Eén manier om onze volgende parels te ontdekken is gebruik te maken van het ‘innovatie trifecta’ dat deel uitmaakt van de ‘Design Thinking’ aanpak gespioneerd door IDEO in het begin van deze eeuw. We zijn tenslotte bezig ons toekomstige verhaal te ontwerpen, dus waarom zouden we geen gebruik maken van een veelgeprezen ontwerpmethode?

De innovatie trifecta (hieronder) stelt drie vragen die ontwerpers moeten stellen om te bepalen of een nieuw idee de moeite waard is om mee verder te gaan:

  1. Wenselijkheid: hebben mensen dit werkelijk nodig en willen ze dit echt hebben?
  2. Haalbaarheid: hebben we de vaardigheden in huis om dit daadwerkelijk te realiseren?
  3. Levensvatbaarheid: is dit idee vol te houden over langere tijd?
Innovatie Trifecta: Wil ik het? Kan ik het? Hoe lang houdt ik het vol?
Innovatie Trifecta: Wil ik het? Kan ik het? Hoe lang houdt ik het vol?

We kunnen vergelijkbare vragen gebruiken om meer duidelijkheid te krijgen over het verhaal dat we ontwerpen voor onze toekomst.

  1. Wenselijkheid: Hoe graag willen we het pad dat we ons voorstellen? Hoe dicht bij ons gevoel van zingeving en vervulling ligt het?
  2. Haalbaarheid: Hebben we in huis wat nodig is om dit waar te maken? Hebben we de juiste vaardigheden, middelen en omstandigheden om er zeker van te zijn dat die volgende parels kunnen laten ontstaan?
  3. Levensvatbaarheid: Zal dit pad herhaalbare momenten opleveren waar we op verder kunnen bouwen en waarmee we ons leven kunnen verdiepen, of zal het een eenmalig moment zijn?

Alle drie de vragen zijn essentieel, en het kan zijn dat we een aantal iteraties van de vragen nodig hebben voor we het gevoel krijgen dat we grip krijgen op het soort pad voor de toekomst waar we enthousiast over worden, denken te weten hoe we het kunnen waarmaken, en dat deel uitmaakt van onze persoonlijke groei.


Wenselijkheid

Ik houd ervan op het toneel te staan en te praten met een geïnteresseerd en waarderend publiek. Ik heb veel van zulke parels mogen meemaken in het verleden. Het zou dan ook verleidelijk zijn om dat gewoon te blijven herhalen. In plaats daarvan heb ik ontslag genomen. Ik besloot mijn pad te veranderen zodat ik aan dit boek kon werken en kon proberen te leven van het runnen van mijn eigen bedrijf.

Waarom deed ik dat eigenlijk? Mijn baan zou me vele momenten op het toneel gegarandeerd hebben. Als ik gewoon dat pad was blijven volgen hoefde ik me geen zorgen te maken om het vinden van inkomen of publiek. Waarom was ik niet tevreden met al het goede dat ik bereikt had?

De voornaamste reden is dat ik veranderd ben sinds ik die baan aannam, nu 10 jaar geleden. Ik heb veel nieuwe dingen geleerd. Ik heb oude vaardigheden aangescherpt en nieuwe vaardigheden verworven. Ik heb ook lang en diep nagedacht over de verschillende problemen waar mijn publiek naar eigen zeggen mee worstelt. I heb heel veel boeken gelezen, met honderden mensen gepraat en mezelf bijgeschoold in de laatste bevindingen en publicaties op het gebied van de menselijke geschiedenis, sociologie, psychologie, gedragswetenschappen, economie, neuro-wetenschappen en filosofie. Dat heeft mijn opvatting over wat werkelijk belangrijk is doen verschuiven. Van het proberen om IT professionals inter-menselijke vaardigheden bij te leren en te helpen technologie een positiever effect op mensen te geven, is mijn aandacht verschoven naar het bevorderen van een mens-vriendelijke wijze van bedrijfsvoering en het bedrijfsleven te helpen een positievere bijdrage te leven aan de maatschappij. Mijn ervaringen van de afgelopen jaren hebben me veel plezier en vervulling gebracht maar – en dat is het voornaamste – ze zorgden er tevens voor dat mijn perspectief veranderde.

Met andere woorden, zelfs al zou ik mijn vorige optredens kunnen blijven herhalen, over dezelfde onderwerpen blijven spreken en hetzelfde publiek blijven trekken, ik zou er niet meer zo van genieten als voorheen. Dat pad heeft zijn doel vervuld – en deed dat goed – maar nu is het tijd voor mij om op zoek te gaan naar de volgende iteratie ervan; de volgende fase in mijn reis als spreker en denker.

De volgende parels in dit specifieke snoer zullen gerelateerd moeten zijn aan onderwerpen die mij meer aan het hart gaan dan waar ik vroeger over sprak. Ik wil dat mijn eigen passie me gaat helpen mijn verhalen en presentaties uit de conventionele comfort-zone te duwen. Ik wil dat mijn publiek momenten ervaart van verrassing en ongemak. Ik wil dat ze dingen horen die ideeën, concepten en kennis tegenspreken waarvan ze dachten dat ze die al wisten en begrepen. Als ik dit goed doe, moet mijn werk mensen even pas op de plaats doen maken om hun huidige denkwijzen te her-ijken. Op z’n minst moet het ertoe leiden dat ze hun eigen ideeën kritisch onderzoeken voor ze besluiten of mijn argumenten overtuigend genoeg zijn om in mee te gaan.


De wenselijkheid vraag gaat over hoe we zouden willen dat onze toekomstige parels eruit zullen zien en hoe ze zullen aanvoelen. De volgende stap kijkt naar de haalbaarheid van hoe we ons die parels voorstellen. Hebben we wat er nodig is om ze te laten gebeuren? Zijn ze binnen ons bereik?


Haalbaarheid

Ik vind dat ik met redelijke zekerheid kan zeggen dat ik de fundamenten gelegd heb voor dit volgende deel van mijn reis. Ik heb mijn presenteer-vaardigheden bijgeslepen en mijn inhoud verdiept en verbreedt. Om mijn volgende parels te laten glanzen moet ik er wel voor zorgen dat ik nog overtuigender en intrigerender kan zijn. Ik moet nog dieper nadenken over wat ik wil zeggen en hoe. Ik moet nog harder aanduwen tegen de conventionele wijsheid die ons in mijn ogen tegenhoudt. En ik moet manieren vinden om mijn materiaal te presenteren die mijn boodschap nog directer overbrengen.

Er is dus nog werk te doen voor mijn volgende parels zich kunnen manifesteren. Dat is echter geen probleem. Wat belangrijk is is dat ik er vertrouwen in heb dat dat werk niet mijn vermogen om het te voltooien overschrijdt. Ik weet hoe ik er moet komen. Ik heb de tijd en de discipline om er elke dag tenminste een paar uur geconcentreerd aan te werken. Ik heb genoeg ideeën en aanzetten van verhalen om het gevoel te rechtvaardigen dat ik niet een slag in het duister sla.

Ik besef echter ook dat er beperkingen zijn aan waar ik op mik. Ik kan niet compleet afstand nemen van mijn huidige publieke persona. Mensen hebben verwachtingen over mij en over waar ik over zal praten. Ik kan bijvoorbeeld niet ineens gaan praten over internationale handelsverdragen of de complexiteit van het financiële systeem, omdat ik daar nooit eerder over gesproken heb en ook geen autoriteit in ben. Ik kan ook niet ineens volkomen tegengestelde posities innemen over zaken waar ik in het openbaar stelling over ingenomen heb. Dat zou mijn geloofwaardigheid ondermijnen. Daar waar ik echt van gedachten ben veranderd zal ik eerst mijn publiek op dezelfde reis mee moeten nemen die ikzelf heb afgelegd om mijn positie te doen herzien zodat zij kunnen zien waarom mijn opvattingen veranderd zijn. Vanuit het oogpunt van haalbaarheid zal de volgende serie van parels in zekere zin een voortzetting moeten zijn van mijn huidige persona voor ik die geleidelijk kan bijstellen en daarmee mijn standpunten en datgene waar ik over spreek.

Andere beperkingen hebben te maken met de omvang van mijn publiek, nu ik niet langer voor een groot internationaal bedrijf werk. Ik ben uit de machine gestapt die mensen in grote getale binnen bleef brengen. Dus nu moet ik mijn eigen kanalen en connecties vinden. Ik moet ook mijn eigen imago creëren nu ik niet langer kan profiteren van de autoriteit en invloed die bij mijn baan en mijn positie hoorden. Het goede nieuws is dat de afgelopen jaren ertoe hebben bijgedragen dat mijn network enorm is gegroeid, evenals mijn invloed en goed naam. Ik hoef dus niet vanaf nul te beginnen. Toch zal het begin bescheiden zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik deze basis snel zal kunnen doen groeien.


De haalbaarheid vraag gaat er voornamelijk om er zeker van te zijn dat we realistisch blijven. Het feit dat we iets heel graag willen betekent nog niet dat we er klaar voor zijn om het ook direct waar te maken. We hebben deze reality check nodig, en we moeten eerlijk zijn tegenover onszelf. Maar we ook in onszelf blijven geloven. Het kan goed zijn dat we erachter komen dat we de kennis, vaardigheden of capaciteit missen om direct op ons doel af te gaan. Dat betekent nog niet dat we onze droom op moeten geven. Het betekent wel dat we een stap terug moeten nemen en eerst moeten uitzoeken hoe we het gat kunnen overbruggen zodat we in de toekomst wel kunnen bereiken wat we willen. De vaardigheden aanleren, de gereedschappen verzamelen en voorbereiden en onze stappen oefenen en repeteren voor we de grote sprong wagen zijn allemaal deel van dezelfde reis. Zolang als we kunnen zien wat er nodig is om vooruit te komen hoeven we onze droom niet uit het zicht te verliezen.

De volgende vraag gaat over verwachte levensduur en herhaalbaarheid. Zal de volgende parel een eenmalige gebeurtenis zijn, of het begin van een hele serie? Is het een item dat we van onze bucket list willen wegstrepen, of is het deel van een langere ontwikkeling?


Levensvatbaarheid

Deze vraag is niet altijd even makkelijk te beantwoorden. Er moet veel geraden worden over de toekomst, andere mensen, en externe factoren waar we niet veel controle over hebben. Het is ook niet altijd duidelijk hoe belangrijk het begrip ‘levensvatbaarheid’ eigenlijk is voor onze zoektocht naar ons ideale toekomstverhaal. Levensvatbaarheid in de context van de Innovatie Trifecta is vooral een business idee. Bedrijven worden geacht te gaan voor groei en langdurig voortbestaan. Voor bedrijven is een idee dat maar één keer werkt niet iets waar je een toekomststrategie op baseert.

Om levensvatbaarheid relevant te maken voor ons persoonlijke verhaal en het parelsnoer dat we aan het construeren zijn moeten we de definitie iets aanpassen. We kunnen het meer laten gaan over de afweging of de tijd en de moeite die het ons gaat kosten opwegen tegen de duur en intensiteit van de vervulling en tevredenheid die we verwachten te krijgen uit die toekomstige parels. Met andere woorden: is het allemaal de moeite waard?

Dat is een erg persoonlijke afweging. Ik vind het moeilijk om daar duidelijke regels of richtlijnen voor te geven. We hebben ieder onze eigen verlangens en angsten. Wat voelt als de Heilige Graal voor sommigen kan compleet oninteressant en oninspirerend zijn voor anderen.

Waar het hier om gaat zijn onze eigen gevoelens en intuïtieve inschatting van de parels die we willen creëren.

Stel die parels voor in hun meest glanzende vorm. Alles pakt precies zo uit als we gehoopt hebben, en misschien zelfs nog beter. Hoe voelt dat? Geeft het ons nieuwe energie; een diep gevoel van prestatie en voldoening; het gevoel een belangrijke mijlpaal in ons leven te hebben bereikt?

Stel nu het werk voor dat we moeten doen om die parels mogelijk te maken. Denk aan de tijd en de moeite die we schatten nodig te hebben. De parels zijn hetzelfde. Maar voelen we nog steeds dezelfde energie en inspiratie? Of plaatst het vooruitzicht van al dat harde werk een domper op onze voldoening en tevredenheid?

Er is geen wiskundige formule om objectief de balans tussen kosten en baten te berekenen van het bereiken van ons volgende moment van volmaakte ‘flow’. We kunnen alleen afgaan op onze intuïtie en de signalen die ons emotionele systeem ons geeft. Als we ons meer geïnspireerd voelen dan beangstigd dan zetten we door. Als twijfels en gevoelens van angst ons enthousiasme verminderen moeten we die signalen niet negeren. We moeten dan eerst nagaan of we onze angsten en onzekerheden ons onnodig laten tegenhouden, of dat ons emotionele systeem ons oprecht waarschuwt dat de parels die we ons hebben voorgesteld wellicht niet opwegen tegen de obstakels die we onderweg gaan tegenkomen.

Als de balans van de levensvatbaarheid vraag negatief uitvalt betekent dat niet dat alles nu voor niets is geweest. We moeten dankbaar zijn dat we dit nu ontdekt hebben, voor we al te veel geïnvesteerd hebben in dit pad. We moeten ook bedenken dat als het om persoonlijke keuzes gaat een ‘ja’ een absolute ‘ja’ moet zijn. Alles dat minder is zou ons op z’n minst moeten doen pauzeren en de keuzes opnieuw onderzoeken. Het negeren van zeurende twijfels, hoe klein ook, is om problemen vragen later in de reis, wanner het veel moeilijker is om van pad te veranderen.

Als we er niet van overtuigd zijn dat we de volgende versie van ons verhaal gevonden hebben keren we terug naar stap 4 van dit proces. We her-onderzoeken onze verzameling parels en hoe we die het beste kunnen samenvatten. We stellen ons opnieuw voor hoe de volgende parels eruit zouden kunnen zien, met weglating van het pad of paden die we nu niet langer als levensvatbaar zien. Het kan zijn dat dit compleet nieuwe ideeën oplevert voor parels die we graag zouden realiseren. Maar het kan ook zijn dat we onze ideeën iets moeten bijstellen om ze levensvatbaar te maken. Wellicht kunne we voor kleinere stappen gaan die sneller en makkelijker zijn te realiseren. We kunnen ons misschien ’tussenparels’ voorstellen die we niet zien als einddoel maar als traptreden naar het verder gelegen doel. Zulke tussenparels kunnen op zichzelf voldoening geven en voldoende inspiratie om door te blijven gaan terwijl we de vaardigheden leren en oefenen die we in de toekomst nodig gaan hebben.


Het kan ons een paar iteraties kosten. We moeten misschien een paar keer stoppen en opnieuw beginnen. Op een bepaald moment zullen we echter de parels vinden die we wenselijk, haalbaar en levensvatbaar vinden. Nu is het het moment om een paar keer diep adem te halen en onze gedachten tot rust te brengen. Als we er zeker van zijn de juiste parels gevonden te hebben kunnen we het besluit nemen er voor te gaan. Dit zijn de parels waar we ons op zullen concentreren in de komende maanden of jaren van ons leven – voor zolang als we denken nodig te hebben om ze te bereiken, en zo lang als we voelen dat we deze parels willen blijven manifesteren.

Het Maken van een Parelsnoer – Stap 4

Elk moment in ons leven kan een leermoment zijn, als we het tot ons laten spreken. Als we stoppen om goed te luisteren kunnen we aanwijzingen, inzicht en inspiratie vinden in zelfs de meest gewone gebeurtenissen. Door momenten te vergelijken en te groeperen kunnen we patronen en trends leren zien. Die patronen en trends zijn de dragers van onze verhalen – de verhalen die we creëren om betekenis en zin aan ons leven te geven. Door duidelijker te zien hoe de verhalen die we geleefd hebben resoneren met onze authentieke zelf, kunnen we een begin maken met het voorwaarts projecteren van ons meest authentieke verhaal. In plaats van te wachten tot het volgende hoofdstuk voor ons geschreven wordt, kunnen we zelf de auteur ervan worden, en dan zorgen dat het verhaal ook gebeurt.

Stap 4: De Essentie Vatten

Nu we onze glanzende parels gegroepeerd hebben kunnen we de essentie van wat ze met elkaar gemeen hebben gaan samenvatten. Het idee hier is om niet zozeer de feiten van die momenten te zoeken (zoals de plaats, acties, acteurs en omstandigheden) maar meer de energie, emoties en het belang voor ons, zodat wanneer we de samenvatting teruglezen we ook de gevoelens terug oproepen die we hadden toen we de oorspronkelijke momenten beleefden.

De volgende vragen kunnen helpen on zulke samenvattingen te maken, maar we moeten wel opletten dit niet al te strikt als een formule te gaan zien: het gaat hier om persoonlijke ervaringen, dus moeten we ons vooral vrij voelen ze samen te vatten op de manier die voor ons het meest krachtig en betekenisvol aanvoelt. Daarbij zijn onderstaande vragen vooral een steuntje in de rug om mee te beginnen.

Kijkend naar de groep parels die we willen samenvatten:

  • Hebben ze eenzelfde (of vergelijkbare) lokatie?
  • Bevatten ze dezelfde (of vergelijkbare) handelingen?
  • Is er een manier om de omstandigheden te karakteriseren?
  • Is er een manier om de uitkomst te karakteriseren?
  • Hoe deden ze ons voelen?
  • Waarom deden ze ons zo voelen?
  • Wat kunnen we weglaten zonder de essentie te verliezen van wat deze momenten zo speciaal maken?

In de afgelopen 35 jaar heb ik vele gelegenheden gehad om op het toneel te staan, alleen of met andere mensen, voor publiek dat liep van een paar mensen tot een paar duizend. De parels in deze groep zijn die momenten waarop het alleen ikzelf en mijn publiek betreft. Ik ga een lied zingen of een monoloog houden. Nog voor ik begin voel ik al dat er iets bijzonders gaat gebeuren. Ik sta op het toneel, kijk rond, en voel de verwachtingen van de mensen in het publiek. Ik ben een beetje nerveus, maar op een goede manier, die me energie geeft, mijn zintuigen aanscherpt en mijn concentratie verhoogt. Zodra ik begin te spreken of zingen voel ik me verbonden met het publiek: ik communiceren met hen, ik sta niet alleen te zenden. Ik voel dat ik het publiek met me meeneem op een avontuur, een verkenning van ofwel het verhaal dat ik vertel ofwel de emoties waar ik over zing. Als ik praat speel ik met het tempo en volume van mijn stem. Ik pauzeer soms om rond te kijken en oogcontact te maken. Dan weer ga ik sneller om enthousiasme en energie uit te stralen. Ik voel hoe het publiek met me mee komt, alsof ik direct toegang heb over hun emoties en hun energie.

Bard op toneel - ©Amanda Hatten 2015
Bard op toneel – ©Amanda Hatten 2015

De beste van deze momenten eindigen op een natuurlijke en bevredigende manier. Het lied of het verhaal eindigt met een gevoel van compleetheid en afsluiting, alsof er geen beter moment is om te stoppen dan precies op dit moment, en er geen betere manier is op te eindigen dan met precies deze laatste woorden. Met liedjes is de timing natuurlijk ook afhankelijk van de muziek, maar met monologen is de timing in mijn eigen handen. Vooral met presentaties beheers ik de flow volledig. Ook als er slides zijn die een vastgestelde volgorde en structuur afdwingen heb ik geleerd mijn eigen verhaal te vertellen. Door de slides zo minimaal mogelijk te maken heb ik de vrijheid om te improviseren, dingen over te slaan of toe te voegen, anecdotes te vertellen, voorbeelden aan te halen, en zelfs hele nieuwe ideeën te opperen als me die op dat moment binnenvallen. In de beste parels, zelfs ik het gevoel heb dat ik compleet sta te improviseren en gewoon zeg wat me voor de geest komt, is er een sterk gevoel van samenhang en ritme, alsof er ergens toch een script is dat ik volg. Het verhaal komt tot een natuurlijke afronding op precies het juiste moment, gewoonlijk een paar minuten voor de afgesproken eindtijd van mijn optreden, zodat er tijd is voor het publiek na te denken over wat ik heb gezegd en een paar vragen te stellen voor we de zaal moeten verlaten.


Het is niet zo moeilijk om vast te stellen dat de parels in deze groep een aantal dingen met elkaar gemeen hebben:

  • De lokatie is een toneel of iets dat als een toneel dienst doe, zoals voor een klaslokaal staan, achter een katheder in een universiteitszaal, of een tijdelijk podium in een of andere zaal tijdens een conferentie. Soms is het ook een echt theater, al heb ik dat niet zo heel vaak meegemaakt.
  • De handeling is dat ik solo praat (of zing) voor een publiek met meerder mensen. Het is een geplande voorstelling; ik ben gevraagd om op te treden en het publiek heeft enige voorkennis en verwachtingen over waar ik over zal praten of wat ik zal zingen.
  • De omstandigheden zijn gekenmerkt door positieve verwachtingen: ik verwacht dat het publiek geïnteresseerd zal zijn in wat ik ga doen, en zij verwachten dat mijn optreden relevant, interessant, educatief en onderhoudend zal zijn. Er zijn duidelijke afspraken over het onderwerp en de wijze van presenteren, en er is een vooraf bepaalde tijd om het geheel in uit te voeren. Ik verwacht niet om de aandacht van het publiek te hoeven vechten, of er met anderen om te concurreren. Ze zijn aanwezig omdat ze al geïnteresseerd zijn in wat ik zal gaan zeggen of doen. Natuurlijk kan een slecht optreden van mij hun aandacht doen verdwijnen, maar voordat we beginnen zitten ze klaar met de bereidheid om naar mij te luisteren.
  • De uitkomst van deze parels is een gevoel van iets gepresteerd te hebben, een geluksgevoel dat soms grens aan euforie, een diep gevoel van dankbaarheid jegens het publiek dat met mij heeft meegeleefd, en een gevoel dat ik iets heb mogen betekenen – al is het maar een klein beetje – voor de wereld en mijn medemensen. Voorzover ik dat kan vaststellen is de uitkomst voor mijn publiek gevoelens van motivatie en inspiratie, een gevoel iets nuttig geleerd te hebben voor hun persoonlijke of professionele ontwikkeling, en een gevoel dat ze hun tijd op een aangename, zinnige en productieve wijze hebben doorgebracht.
  • Wat er precies leidt tot deze gevoelens in mijzelf en in mijn publiek is moeilijk in detail te analyseren. Ik denk dat waar het vooral op neerkomt is dat deze momenten me een unieke combinatie geven van verschillende soorten van voldoening, die allemaal voor mij van belang zijn en voor wat ik als mijn missie in dit leven zie:
    • Ze geven me een gevoel van iets gepresteerd te hebben: van iets moeilijks en uitdagends dankzij oefening en voorbereiding tot een goed einde gebracht te hebben;
    • Ze geven me een gevoel van verbinding: van reiken naar en aanraken van de hoofden en harten van andere mensen, al is het maar voor de duur van de voorstelling;
    • Ze geven me een gevoel van behulpzaam zijn en ondersteunen: van het brengen van nuttige en praktische informatie en advies dat – zouden ze ervoor kiezen ermee aan het werk te gaan – een positief effect op hun leven en werk kan hebben;
    • Ze geven me een gevoel van gewaardeerd en gerespecteerd te worden: van mensen die bewust en geheel vrijwillig mijn inzichten en advies opzoeken, in plaats van dat ik ze achterna moet rennen en ze smeken om hun aandacht.
  • In hun meest abstracte vorm zijn deze parels allemaal voorbeelden van hoe ik communiceer met groepen van mensen, ze vermaak mijn verhalen, onderwijs met mijn informatie en inzichten, en ze motiveer om zichzelf te verbeteren met behulp van mijn tips en adviezen.

Wat deze groep parels mij lijkt te zeggen is dat het voor mij belangrijk is om op het toneel te staan. Maar niet zomaar op een toneel: de meeste voldoening kreeg ik op die momenten dat ik mijn publiek echt kon raken, ze iets moois kon laten voelen met zowel mijn inhoud als mijn wijze van presenteren. Het gaat me er ook niet alleen om ze te vermaken: er moet ook iets van motivatie en educatie in het optreden zitten, om me het gevoel te geven dat het echt de moeite waard is. Ik weet dat het onderzoeken van hoe de wereld werkt en dat steeds beter begrijpen erg belangrijk voor me is. Klaarblijkelijk is het helpen van andere mensen met de resultaten van die onderzoeken minstens zo belangrijk. En dat heeft weer te maken met mijn eigen behoefte om mezelf nuttig te maken, en mijn nog diepere wens om te helpen het (vaak onnodige) lijden in de wereld te verminderen.

Het Maken van een Parelsnoer – Stap 2 & 3

We leven onze levens van moment tot moment, en elk moment voegt een ervaring toe aan ons persoonlijke verhaal. Elk moment is een potentieel leermoment, als we maar de tijd zouden nemen om uit te vinden wat het ons probeerde te vertellen. De kunst van het leven van een zelf-sturend, zelf-schrijvend leven is meer dan het leven ten volle te leven – dat is slechts bezig zijn. De ware kunst is om van tijd tot tijd stil te staan om elke ervaring af te wegen tegen de wijsheid en aanwijzingen van onze authentieke kern. Als het resoneert met onze kern streven we naar meer van zulke ervaringen. Als het verkeerd voelt, leeg, of niet echt wat we zouden moeten doen streven we ernaar dit in de toekomst te vermijden. En dan stellen we onze richting en snelheid bij, en proberen het opnieuw, elke keer een beetje beter op koers en een beetje meer trouw aan de reis die we geacht werden af te leggen toen we op Aarde arriveerden.

Stap 2: Onze Momenten van ‘Flow’ Vinden

Als we onze verzameling van glanzende parels bekijken, die we hebben gescheiden van de donkere, matte balletjes, wordt het duidelijk dat hoewel al die parels heldere en glanzende momenten uit ons verleden zijn ze niet noodzakelijk allemaal dezelfde aard hebben. Ze zullen misschien zelfs, op het eerste gezicht, eruitzien als aparte, individuele gebeurtenissen, met niet veel overeenkomsten. Sommigen zijn gewoon gelukkige herinneringen aan iets dat we zagen of bijwoonden, anderen zijn misschien momenten die we samen met onze geliefden doorbrachten. Maar waar wij naar op zoek zijn om ons verhaal mee op te bouwen is één specifieke soort parel: die helder stralende momenten dat we actief iets aan het doen waren op een manier dat we er volledig in opgingen, min of meer in de ‘flow’ waren, en die we associeren met een gevoel van vervulling en van op het juiste moment of de juiste plaats met het juiste bezig te zijn. We noemen die momenten ‘actieve momenten van flow’ omdat het die momenten zijn waarop onze acties het dichtste overeenkwamen met wat ons emotionele systeem als de optimale toestand ervoer. Dit suggereert dat het juist die momenten waren waarin we iets deden dat nauw aansluit by ons temperament, onze persoonlijke voorkeuren, en – wellicht het belangrijkste – ons intuïtieve gevoel van doelgerichtheid en vervulling.


Ik vond het altijd fijn om naar school te gaan. Er was gewoon zoveel te leren daar, zoveel uit te vinden over die mysterieuze wereld die zou liggen voorbij de straten van de plaats waar ik opgroeide. Mijn vroegste herinneringen aan momenten van ‘flow’ zijn het schrijven van opstellen in de klas, of het oplossen van een opgegeven probleem. Als ik eenmaal aan het werk was was het alsof de tijd ophield te bestaan. Het enige dat bestond was het onderwerp of de opdracht en ik die het aan het onderzoeken was, de raadsels ervan ontwarrend en zoekend naar de juiste woorden om de antwoorden in weer te geven. Niet zelden, als het werk gedaan was, las ik terug wat ik geschreven had en was verbaasd over het resultaat. Ik kon me niet herinneren dat ik dat geschreven had, en kon soms nauwelijks geloven dat ik degene was die dat op papier gezet had. Ik vroeg me vaak af waar die woorden werkelijk vandaan kwamen; ze voelden zoveel beter dan waar ik mezelf toe in staat achtte.

In mijn sportieve jaren speelde ik hockey. We speelden voornamelijk recreatief, voor de lol van het spelen en de sociale activiteiten daaromheen, niet echt om het winnen. Ik was een matig speler en een iets beter dan gemiddelde keeper, maar mijn prestaties waren nooit echt consistent. Vaak, vooral als het spel traag verliep, gingen mijn gedachten aan de wandel en werd ik zo afgeleid door gedachten en ideeën dat ik nauwelijks nog meedeed aan de wedstrijd. Maar soms liep het anders. Ik vond het heerlijk om keeper te zijn tijdens toernooien, bijvoorbeeld, wanneer we tegen teams speelden die veel beter waren dan ons. Ik had het dan zo druk met het verdedigen van het doel dat ik geen tijd meer had om na te denken over wat ik aan het doen was. Zodra mijn gedachten verdwenen leek mijn lijf de controle over te nemen. En, zoals ik ontdekte, mijn lijf was een veel betere keeper dan mijn hoofd ooit zou zijn. Ik heb helaas nooit uitgevonden hoe ik die specifieke toestand van ‘flow’ bewust aan kon zetten. Ik zou wellicht nog een hele goeie keeper hebben kunnen worden.

Hockey - © Bard 1982
Hockey – © Bard 1982


Stap 3: Onze Parels Sorteren

Nu we de actieve momenten van ‘flow’ hebben gescheiden van de rest van onze parels, kunnen we gaan kijken of we die actieve momenten aan elkaar kunnen relateren. Wellicht zijn ze verbonden door plaats of situatie, de actie waar we in opgingen, of het soort voldoening dat ze ons gaven. Het kan enige reflectie en doordenken kosten voor we een bevredigende groepering kunnen vinden. En we moeten ons ook niet teveel zorgen maken of we het wel 100% correct doen. Deze oefening is tevens een goede gelegenheid om te leren onze intuïtie te vertrouwen en te luisteren naar wat onze gevoelens ons te zeggen hebben, in plaats van alleen ons verstand te willen gebruiken. Dus mochten we er niet uitkomen, gewoon ontspannen, diep ademhalen, en vervolgens een groepering proberen geheel op het gevoel. Dat is voor onze doeleinden meer dan voldoende.


Toen ik begon met het groeperen van mijn parels zag ik in eerste instantie geen enkel verband tussen mijn school-momenten en die op het hockeyveld. Ze leken niets met elkaar gemeen te hebben. De schoolmomenten waren puur mentaal, er kwam geen fysieke actie aan te pas, en ze gingen niet om winnen of verliezen, maar uitsluitend om de vreugde van het oplossen van problemen en de antwoorden onder woorden brengen. De hockey momenten waren bijna het tegenovergestelde. Het was fysiek, het doel was de wedstrijd te winnen (of in mijn geval te zorgen dat de tegenstanders niet konden winnen), het was non-verbaal, en vaak te snel om zelfs maar na te kunnen denken. Bij nader inzien echter, vond ik toch overeenkomsten. Overeenkomsten die later belangrijke wegwijzers bleken te zijn voor mijn persoonlijke groei en de richting die mijn persoonlijke verhaal zou nemen.

Zowel op school als op het veld waren de ‘triggers’ – de omstandigheden die me hielpen in de ‘flow’ te komen – vergelijkbaar. Beiden betroffen tijdsdruk: op school was er maar beperkte tijd om resultaten te produceren, op het veld werd de beschikbare tijd bepaald door de snelheid van de tegenstander en de bal die op me afkwamen. Beiden stelden me voor een direct probleem dat op dat moment moest worden aangepakt en opgelost. Op school, als de taak te vaag was of het probleem niet moeilijk genoeg, deed ik dan wel het werk maar had niet dat gevoel van ‘flow’. Op het veld was het hetzelfde. Hoe hoger de druk, hoe intenser de actie, hoe makkelijker het voor me was om in de zone te komen en daar te blijven. Blijkbaar hielp de juiste soort druk me te concentreren op het doen in plaats van het denken. Een andere overeenkomst was dat ik beide activiteiten nooit deed voor de punten of de glorie, maar gewoon omdat ik genoot van het gevoel dat ik kreeg als het goed ging. Zowel op school als op het veld was de vreugde van het vinden van een antwoord of oplossing veel bevredigender dan het krijgen van een 10 of het winnen van de wedstrijd.

En dus, verrassend genoeg, hadden deze ogenschijnlijk zo verschillende momenten feitelijk zeer veel overeenkomsten, op een zeer specifieke manier. Die overeenkomsten vertelden me veel over mezelf en over sommige keuzes die ik in mijn leven maakte.

– wordt vervolgd –