Verstrooid

Verstrooid ©Bard 2022

Het Verzorgingstehuis

De oude vrouw zat in haar stoel naast het raam dat uitkeek over de parkeerplaats en het verwaarloosde beetje groen dat alleen de website van het tehuis durfde te beschrijven als “een weelderig park”. Haar kamer was klein: net groot genoeg voor een bed, een nachtkastje, een klein koffietafeltje en twee oude stoelen.

Als er iemand op bezoek zou komen zou ze zich schamen om ze binnen te laten. Het tapijt was versleten, het behang bladderde van de muren, de gordijnen waren vergeeld en ongewassen. Maar er zou niemand op bezoek komen. De weinige mensen die ooit om haar hadden gegeven waren allang dood.

Haar kinderen konden evengoed dood zijn. Toen die hadden ontdekt dat haar geheugen achteruit ging en ze een beetje slecht ter been werd hadden ze geen moment geaarzeld. Ze hadden haar uit het huis gehaald waar ze haar hele leven gewoond had en verscheept naar een ‘betaalbaar’ verzorgingstehuis, ver genoeg uit de buurt om ze een excuus te geven haar niet te komen bezoeken. Niemand had haar meer nodig. Ze hadden haar opgeborgen om vergeten te worden; om langzaam weg te kwijnen en te sterven als de vergeten potplanten verspreid over het parkeerterrein buiten.

De oude vrouw zuchtte en staarde in de leegte. Hoe was ze toch hier terecht gekomen? Niet het tehuis, maar haar hele situatie: alleen, afgedankt, vergeten. Wat was er met haar gebeurd dat een heel leven zo makkelijk kon worden samengevat in een verhaal van vier zinnen:

Ze werd geboren.
Ze leefde.
En ze stierf.

Einde.

Eerste Beweging

Zo zit ze daar nog een hele tijd, bewegingloos, in gedachten verzonken.

Geleidelijk begint er zich echter een idee te vormen in haar geest. Wat als haar hele miserabele situatie gewoon een vergissing was? Een verkeerde afslag die ze ergens in haar verleden had genomen? Dat zou zoveel verklaren. Het gevoel dat dit niet het leven was dat voor haar bedoeld was. Dat ze een acteur was die bij vergissing het verkeerde script had gekregen. Dat haar echte leven zich ergens daarbuiten afspeelde, net buiten bereik? Dat de beelden van een beter, meer vervuld, meer gepassioneerd leven die ze altijd had afgedaan als kinderachtige dromen in werkelijkheid reëler waren dan het lege bestaan dat zij te verduren had gehad.

Ze besluit om het te gaan uitzoeken.

Ze recht haar rug, sluit haar ogen, en concentreert zich op de laatste keer dat ze een deel van zichzelf verloren voelde gaan.

Het Ouderlijk Huis

“Echt moeder, zo kan het niet langer,” zei haar dochter, voor de zoveelste keer, “helemaal alleen in dit huis. Wat als je valt en iets breekt? Je kan hier wel dagen liggen zonder dat iemand iets weet. Of je laat het gas aanstaan en blaast het hele huis op. Je zou kunnen verdwalen. Het is gewoon niet veilig meer voor jou om hier alleen te wonen.” Ze deed haar best om bezorgd te klinken maar het enige dat de oude vrouw opmerkte was haar dochter’s ongeduld en irritatie.

“Het is gewoon belachelijk,” viel haar zoon zijn zus bij, “hoe jij dit hele huis voor jezelf alleen houdt. Al die lege kamers: pure verspilling van ruimte en energie. Niemand komt hier ooit logeren. Je moest je schamen; de woonruimte die jij in je eentje inneemt. Denk eens aan al die daklozen. Alleen die tuin al is groot genoeg voor een heel appartementenblok. Daar zouden zo een dozijn families kunnen wonen. Puur egoïsme, dat is wat het is.”

“Je kan echt niet langer zo doorgaan,” zei haar dochter, opnieuw. “Het kost een fortuin aan onderhoud, verzekeringen, belasting, … allemaal weggegooid geld omdat jij te koppig bent om toe te geven dat je gewoon te oud bent om hier te blijven wonen. We weten niet eens of je ze alle zeven nog wel op een rijtje hebt, weet je wel, … daarboven? Je bent zo verstrooid en vergeetachtig, zo afwezig. We kunnen nauwelijks nog een fatsoenlijk gesprek met je hebben tegenwoordig. Zo kan het echt niet doorgaan. We moeten iets doen. Voor je eigen bestwil.”

De oude vrouw herinnert zich de hele conversatie. Elk pijnlijk woord voelde als een dolk in haar hart. Ze had zich willen verzetten, terugduwen, ze vertellen dat ze van dit huis hield en van de tuinen. Dat ze hier tevreden was. Maar ze kon de woorden niet vinden. Haar geest was de laatste tijd steeds trager geworden en tegen de tijd dat ze wist wat ze wilde zeggen waren haar kinderen alweer doorgegaan. Dus had ze daar maar gezeten, in stilte, haar hoofd schuddend van frustratie en pijn.

“… teken hier, en hier, …” zegt haar zoon, nogal agressief een stuk papier naar haar toeschuivend over de tafel, “dat geeft mij beslissingsbevoegdheid, zodat ik overal voor kan zorgen. Het is echt beter zo, en dat weet jij ook. Iemand moet toch de verantwoordelijkheid nemen voor jouw situatie, en jij kan dat duidelijk niet langer zelf.”

In haar gedachten ziet de oude vrouw hoe ze de pen had gepakt, zonder te willen tekenen. Ze was te moe geweest om zich nog tegen haar kinderen te verzetten. Ze hadden haar verward en vernederd doen voelen met hun constante barrage van beschuldigingen. Ze voelde zich beschaamd om haar egoïstische verlangen iets voor zichzelf te houden. Ze hadden haar in een staat van stille berusting gemanoeuvreerd vanwaar opgeven bijna een verlossing leek. Ze voelde hoe ze steeds verder wegzonk in apathie en vergetelheid. Ze zou dat papier tekenen om van al het gezeur af te zijn.

“Nee!” zegt ze, “Ik laat dit niet gebeuren!” Tot haar eigen verbazing merkt ze dat ze dit hardop heeft uitgesproken. Haar kinderen, al even verbaasd, deinzen achteruit in hun stoelen. Geschrokken kijken ze haar aan.

De oude vrouw zet door: “Ik weet wat jullie tweeën willen. Het gaat jullie niet om mij. Jullie geven niets om mij. Dat hebben jullie nooit gedaan. Het enige waar jullie op uit zijn is dit huis en wat het waard is. Voor jullie ben ik alleen maar een last, en nog een dure ook. Jullie denken dat je me weg kunnen bergen in een godvergeten bejaardentehuis hier ver vandaan. Zodat jullie mij kunnen vergeten en door kunnen gaan met jullie eigen zelfzuchtige leventjes. Maar ik laat het niet gebeuren. Ik teken dit papier niet. Ik laat me niet uit mijn huis zetten. Ik ga me niet schamen om wie ik ben. Niet voor jullie, niet voor wie dan ook. Jullie zijn het die zich zouden moeten schamen. Diep schamen.”

Met vlammende ogen kijkt ze haar kinderen aan, die ingezakt in hun stoelen zitten, te verbaasd om iets te zeggen. “Kijk nou toch. Lafaards, dat is wat jullie zijn. Gieren die azen op de ouderen en zwakkeren. Misschien is het allemaal mijn eigen schuld. Misschien heb ik jullie laten opgroeien tot wat jullie nu zijn. Als dat zo is dan spijt me dat. Maar genoeg is genoeg!”

Ze staat op en scheurt het paper dat haar zoon haar gegeven had in stukken. “Hier is je machtiging,” zeg ze, en gooit de snippers hun gezichten. “Niets dan snippers en holle woorden. Jullie krijgen geen bevoegdheid over mij. Nu niet en nooit niet. Jullie willen van me af? Nou, dat kan geregeld worden. Mijn huis uit. Nu! En ik wil jullie hier nooit meer zien. Eruit!” Ze wijst naar de deur met een opvallend vaste hand. “En probeer maar niets te bekonkelen. Ik onterf jullie voordat ik me ooit nog zo laat behandelen.”

Met stomheid geslagen staan haar zoon en dochter op en lopen naar buiten. Ze kijken niet een keer om en slaan de voordeur hard achter zich dicht. Ze hoort ze wegscheuren in die dure autos van ze.

Ze zal ze nooit meer zien.

In gedachten kijkt ze rond. Het huis is weer van haar. Ze heeft haar leven terug. Voor het eerst in haar bestaan heeft ze een crisis aangepakt en in haar voordeel omgezet. Ze heeft eindelijk het heft in eigen hand genomen. En dat voelt geweldig.

Tweede Beweging

Ze leunt achterover in haar stoel en sluit opnieuw haar ogen. Het voelt goed om in haar eigen huis te zijn, met haar eigen leven in haar eigen handen. Maar ze is nog steeds alleen in de wereld. Haar bestaan voelt nog steeds leeg en onvervuld. Ze weet dat het leven zoveel meer voor haar in petto had. Waar zou ze nog meer iets verloren hebben laten gaan wat eigenlijk voor haar bestemd was?

Het Kantoor

“Mevrouw Olwen? Loopt u even met mij mee, alstublieft?” Ze zag haar baas de gang inlopen. Ze stond op om hem te volgen naar zijn ruime hoekkantoor met uitzicht op zee.

Hij stond in de deuropening van zijn kantoor toen ze arriveerde en gebaarde haar naar binnen. In het voorbijgaan plaatste hij een hand op haar onderrug, ogenschijnlijk onschuldig genoeg maar met een subtiele hint van een wellustige kneep terwijl ze langs hem liep.

Het was zoals ze gevreesd had. De lamellen waren dicht, het licht gereduceerd tot schemerduister. Geen goed teken. Ze had de geruchten gehoord maar geweigerd het te geloven. Nu was ze bang dat die dus toch klopten. Ze hoorde hem de deur achter zich sluiten en de sleutel in het slot omdraaien. Ze zat gevangen!

Hij liep op haar af met een akelige grijns op zijn gezicht. “Ik heb de hele ochtend aan je gedacht,” zei hij, “ik kon je maar niet uit mijn hoofd zetten.” Hij greep haar bij haar middel en trok haar naar zich toe. “Kom hier en geef me een zoen. Ik weet dat jij het ook wil.”

Ze wist hoe het verder zou gaan en ze haatte het. Maar hoeveel keuze had ze eigenlijk? Ze kon niet zonder deze baan. Als alleenstaande moeder met twee schoolgaande kinderen had ze elke cent nodig. Beter maar gewoon verduren en hopen dat het snel voorbij was. Ze bood geen tegenstand toen hij haar nog strakker vastpakte. Toen zijn gezicht vlak bij het hare was rook ze de whiskey op zijn adem. Hij had duidelijk al een paar glaasjes genomen om in de ‘stemming’ te komen. Het was walgelijk.

Met haar ogen dicht rilt ze bij de herinneringen aan dat moment. Ze had hem nog een paar jaar zijn gang laten gaan, altijd bang voor wat hij haar aan kon doen als ze zou weigeren. Hij had haar van begin af aan laten weten dat hij haar niet alleen zou ontslaan, maar haar carrière voorgoed zou ruïneren. Niemand zou haar ooit nog ergens aannemen. Daar kon ze zeker van zijn. Hij had dat soort invloed, verzekerde hij haar. Ze was te bang geweest om zich te verzetten en hij deed wat hij wilde met haar, keer op keer, tot hij haar verving door een jongere vrouw die hij tot gehoorzaamheid kon dwingen. Ze had haar baan mogen houden, in ruil voor haar zwijgen. Dat duurde niet heel lang. Het bedrijf werd onverwachts verkocht en zij werd de laan uit gestuurd, zoals vrijwel iedereen. Haar zwijgen was voor niets geweest. Ze had jaren verspild, terwijl haar voormalige baas nog machtiger werd en nog rijker. Tot zijn vrouw eindelijk genoeg van hem had, een echtscheiding aanvroeg, en hun hele vuile was voor goed geld aan de pers aanbood, compleet met alle details.

De herinnering aan de vernedering en frustraties van die jaren doen tranen van boosheid in haar ogen komen. Ze had het nooit moeten laten gebeuren. Ze zal het niet laten gebeuren!

Als hij zijn tong in haar mond duwt bijt ze erop – hard. Met een schreeuw trekt hij zich terug, met het bloed langs zijn kin druipend. “Godverdomme, trut!” Schreeuwt hij, “wat doe je? Kutwijf, ik zit onder het bloed.” Terwijl hij onhandig een zakdoek uit zijn broekzak peutert om het bloed te stelpen recht ze haar rug en kijkt hem aan. “Ik ben niet van jou, jij verachtelijke kleine man. Ik ben geen stuk speelgoed waar je mee kan doen wat je wilt om dan weer weg te gooien. Ik walg van jou!” Hij kijkt haar aan, eerst verbaasd, dan met stijgende woede. “Wie denk je wel dat je bent, vuile slet. Hoe durf je zo’n toon tegen mij aan te slaan? Hier ga je vreselijke spijt van krijgen.” “Ik denk het niet,” zegt ze. “Sterker nog, ik weet van niet. Jij hebt geen macht over mij. Niet meer. Ik zal je precies vertellen wat er gaat gebeuren. Ik loop zo dit kantoor uit. Voor het einde van de week ontvang ik een genereus ontslagaanbod van jou, dat ik met plezier zal aanvaarden. Naast een ruime vergoeding krijg ik een aanbevelingsbrief die persoonlijk door jou is ondertekend. Als je dat doet, hoef jij nooit meer iets van mij te horen.”

Nog steeds met zijn zakdoek tegen zijn mond aangedrukt probeert hij verontwaardigd en indrukwekkend te kijken. “En als ik dat niet doe? Wat houdt me tegen om je er nu meteen uit te laten gooien en te zorgen dat je nooit meer ergens aan het werk komt? Waarom vertel ik niet aan iedereen wat een waardeloos kutwijf je bent?” “Omdat ik alles weet van het vuile spelletje dat je aan het spelen bent. Ik weet dat je dit bedrijf wilt verkopen en iedereen de laan uit wilt sturen, terwijl je zelf een vette bonus in de wacht sleept.” Ze ziet aan zijn gezicht dat dat aankomt. Ze beseft hoeveel macht haar herinneringen haar jongere zelf verlenen en gaat verder. “Ik ken ook de namen van alle jonge vrouwen die jij geruïneerd hebt. Ik weet van het geheime fonds dat je hebt opgebouwd door de winsten van dit bedrijf af te romen. Ik weet genoeg om je volledig bankroet te laten gaan en in de gevangenis te doen belanden. En nu opzij, voordat ik van gedachten verander en direct naar de pers ga.”

Ze schrijdt naar de deur, haar baas opzij duwend in het voorbijgaan. Hij is te verbaasd om zelfs maar te protesteren als ze de deur van het slot draait, naar buiten stapt en de deur achter zich sluit.

In de gang stop ze even, haar hele lichaam trillend van de adrenaline en opwinding. Ze heeft het gedaan! Ze heeft de klootzak tegengehouden! Ze herpakt zichzelf, loopt terug naar haar bureau, raapt haar spulletjes bij elkaar en vertrekt. Ze moet moeite doen om niet hardop te lachen als ze het gebouw achter zich laat en het warme licht inloopt van de middagzon.

Derde Beweging

Ze loopt naar een bankje op een strandje in de buurt. Ze sluit haar ogen en geniet van de warmte van de zon op haar gezicht. Ze denkt na over wat er zojuist is gebeurd. Ze kan nauwelijks geloven dat ze de moed had om tegen die man op te staan. Het had alles veranderd: haar carrière, haar zelfvertrouwen, haar geloof dat er werkelijk plaats voor haar is in deze wereld.

Alhoewel…

Om eerlijk te zijn heeft ze nog steeds het gevoel dat ze moet knokken voor haar recht om te bestaan. Ze heeft altijd gevoeld dat ze voorzichtig moest zijn in het bijzijn van andere mensen; dat ze mensen moest behagen en tevreden moest houden omdat ze haar anders zouden herkennen als de indringer die ze in werkelijkheid was en haar zouden verbannen als de vergissing van de schepping die ze diep van binnen dacht te zijn.

Zou ze daar misschien ook iets aan kunnen veranderen? Ze brengt haar gedachten tot rust en gaat op zoek naar nog een moment dat haar leven had bepaald.

De Bruiloft

Ze herinnert zich nog goed hoe ze wakker was geworden op de dag die de mooiste van haar leven had moeten zijn. In plaats van geluk en blijde verwachtingen voelde ze alleen angst en hopeloosheid.

Toen Jan zijn aanzoek had gedaan, maanden geleden, had ze direct ‘ja’ gezegd. Ze hadden al meer dan een jaar verkering en ze had voortdurend de angst gehad dat hij haar moe zou worden en zou laten vallen voor iemand die zijn liefde en aandacht meer verdiende dan zij. Dus nam ze geen risico. Als ze ook maar even geaarzeld had was hij misschien beledigd geweest en van gedachten veranderd. Haar snelle ‘ja’ had er voor gezorgd dat hij er niet meer onder uit kon.

Het had toen een overwinning geleken maar nu voelde het als een veroordeling tot levenslange opsluiting. Jan was zo veranderd in de afgelopen maanden. Hij was eerst nog blij geweest dat ze hem geaccepteerd had en paradeerde haar rond in de cirkel van zijn familie en vrienden, als een jager met zijn mooiste trofee. Zonder haar erbij te betrekken was hij de bruiloft gaan regelen. Hij koos de datum, de lokatie, het programma, de gastenlijst. Het was zijn show. Het draaide allemaal om hem en zijn verovering. Ze moest dankbaar zijn dat ze überhaupt een rol daarin mocht spelen.

Hoe dichter ze bij de trouwdag kwamen, hoe minder Jan geïnteresseerd leek in haar als persoon. Ze was een figurant geworden in zijn grote pantomime; een decorstuk ter meerdere glorie van zijn schitterende personage. Haar gevoelens deden er niet toe. Haar inbreng was niet gewenst. Alleen haar schoonheid telde, en haar familiefortuin, dat uiteraard ook niet onwelkom was.

Ze probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat Jan’s gedrag veroorzaakt werd door de druk waaronder hij stond. Hij had zo hard gewerkt iets van zichzelf te maken. Afkomstig uit een eenvoudig arbeidersgezin had hij carrière gemaakt als verkoper. Zijn snelle promoties hadden hem ervan overtuigd dat hij was voorbestemd voor grootsheid. Ze wist hoe belangrijk zijn carrière voor hem was. Ze wist dat hij ervan uitging dat hun huwelijk een signaal zou zijn aan die rijke hufters dat ze hem niet langer buiten hun exclusieve clubje konden houden. Als de bruiloft eenmaal achter de rug was, zo vertelde ze zichzelf, zou hij wel weer aandacht voor haar hebben. Dan zouden ze het gelukkige echtpaar worden dat door iedereen verwacht werd.

Maar toen, minder dan een week voor de bruiloft, had ze Jan betrapt met een andere vrouw. Ze was in een opwelling naar zijn huis gegaan, om hem te verrassen. Op zoek naar hem liep ze de slaapkamer in, waar ze werd afgesnauwd door een woedende Jan, die riep dat ze op moest rotten. Ze had de vrouw in zijn bed herkend van kantoor. Het mens probeerde niet eens zichzelf te bedekken maar zat gewoon te lachen toen Jan riep dat ze de deur achter zich dicht moest doen.

Ze was huilend het huis uit gevlucht en rende naar haar favoriete plekje aan het strand. Zittend op het bankje aan het water liet ze de volle waarheid van wat ze gezien had tot haar doordringen. Jan had haar bedrogen! Hij hield dus toch niet van haar. Al die eerdere aandacht, zijn cadeautjes en bloemen, dat was allemaal maar schijn geweest. Hij had op haar gejaagd en haar gevangen met zijn charme en onophoudelijke aandacht. En zij was ervoor gevallen, als de stomme idioot die ze was.

Ze wist ook dat hij haar niet zou laten gaan. Ze was zijn hoofdprijs, zijn trofee, zijn toegangsbewijs naar respect en wat hij aanzag voor klasse. Nog erger vond ze de wetenschap dat zij niet eens zou proberen te ontsnappen. Haar ouders zouden het niet begrijpen. Haar vriendinnen zouden denken dat ze gek was geworden. Zelfs als ze zou vertellen wat ze had gezien zou Jan het gewoon keihard ontkennen en zeggen dat ze het gedroomd had. Ze zouden hem geloven ook, met zijn charme en zijn overtuigende verkoopmanieren. Hem wel, maar haar nooit. Ze zouden allemaal Jan’s kant kiezen. Dat wist ze zeker.

Ze had zich nog nooit zo alleen op de wereld gevoeld als toen op dat bankje bij het water.

Toen ze later die avond naar huis ging stond Jan daar op haar te wachten. Hij had haar gegroet alsof er niets was gebeurd. Zij had niets durven zeggen, bang voor zijn boosheid en minachting. Dus speelden ze samen het toneelstukje verder. Als ze alleen was sloot ze zichzelf het liefst op in haar kamer met de gordijnen dicht, of zat ze uren op haar bankje op het strand. Ze wilde zich in het water storten en zich laten verdrinken maar wist dat ze zelfs daar de moed niet voor had. In het openbaar, samen met Jan, waren ze het gelukkige aanstaande echtpaar. Ze babbelden met vrienden over de bruiloft, de details die nog geregeld moesten worden, en hoe geweldig het allemaal zou zijn. Huilend van binnen, dwong ze zichzelf te lachen om Jan’s grapjes en opschepperige verhalen, zich ondertussen meegesleurd voelend door een kolkende rivier in de richting van een koude en donkere afgrond waaraan ze nooit meer zou ontsnappen.

En nu was dan het dan de dag dat ze die definitieve sprong in het duister zou maken.

Ze krimpt ineen bij de herinneringen aan die dag. Van binnen gevoelloos, maar lachend tegen de mensen om haar heen, had ze zichzelf klaar laten maken, als een lam voor de slacht, voor de grote ceremonie. Met haar nagels, haar, jurk, juwelen en make-up gedaan was ze het perfecte plaatje van de volmaakt bruid. Ze had zich door haar vader naar het altaar laten leiden, naar een triomfantelijk grijnzende Jan. Ze had de priester zijn litanie horen mompelen zonder er een woord van binnen te krijgen. Tot hij toe was aan de geloftes.

Jan had zijn “Ja, ik wil” reeds gezegd, dus nu is het haar beurt. Het is nu of nooit. Terwijl de priester op haar antwoord wacht neemt ze het over van haar jongere zelf. “Nee. Ik wil het niet!” zegt ze, “Ik laat me niet door hem vernederen.” Het duurt even voor de priester door heeft wat ze zegt. Dan verspreid zich een blik van verbijstering over zijn gezicht. Jan is sneller van begrip. Hij kijkt haar kwaad aan, grijpt haar hand en trekt haar naar zich toe. “Wat voor spelletje is dit? Ga je een scene schoppen? Nu? Ik dacht het niet,” fluistert hij woedend. Hij verstevigt zijn greep maar ze weet zichzelf los te trekken. “Ik dacht het wel,” zegt ze, luid, vol overtuiging. “Je hebt geen macht over mij. Jij kan mij niet claimen. Je verdient mij niet. Dat heb je nooit gedaan en dat zal je nooit doen ook.”

Ze draait zich om naar de familie en vrienden die in de kerk bijeengekomen zijn, waarvan de meesten nog maar net beginnen te bevatten wat ze zojuist gedaan heeft. “Probeer maar niet me te stoppen. Niemand van jullie. Jullie kunnen mijn leven niet bepalen. Mijn bestaan hangt niet af van jullie goedkeuring. Van nu af aan neem ik zelf het heft in handen.” Zich meer dan bewust van het dramatische effect, rukt ze de sluier en bloemen van haar hoofd en smijt ze in Jan’s gezicht. Ze schopt haar pumps uit, tilt de zoom van haar jurk op en schrijdt de kerk uit met haar hoofd hoog en trots geheven. Ze hoeft niet om te kijken om te weten hoeveel verwarring ze achter zich heeft veroorzaakt.

Ze glimlacht. Ze is ontsnapt. Het leven waarvan ze dacht dat het voorbij was ligt voor haar, wachtend om ontdekt te worden.

Vierde Beweging

Ze gaat terug naar haar bankje op het strand en kijkt uit over het water en het zonlicht dat op de golven danst. Ze voelt zich licht en bevrijd, vrij om de wereld te omarmen en met haar ritmes mee te dansen, onbelemmerd door wat anderen van haar denken.

Zo blijft ze een tijdje zitten en geniet van haar nieuw gevonden vrijheid. Als de zon onder begint te gaan en de schaduwen langer worden voelt ze echter ook een schaduw vanbinnen. Het is een duisternis die altijd daar geweest is, beseft ze, maar zelden erkent. Wanneer het zich aandiende rende ze ervoor weg. Ze vluchtte liever in de emoties van angst en onzekerheid die door de duisternis werden opgeroepen dan dat duister zelf onder ogen te zien. Ze had gehoopt dat dit haar veilig hield maar ze realiseert zich dat het voortdurend negeren van het duister de macht die het over haar heeft alleen maar sterker en dieper heeft gemaakt. Het is de oorsprong van alle ketenen en beperkingen en het laatste anker dat haar belet compleet vrij te zijn.

Ze weet wat haar te doen staat. Ze laat het naderende donker buiten het duister van binnen ontmoeten en laat zichzelf zinken in de leegte die daar op haar wacht.

De Tuin

“Mammie, mammie, kijk wat ik gevonden heb!” Ze ziet haar vijf jaar oude zelf door de tuin rennen met iets groens stevig in haar kleine vuistje geklemd.

Het was een prachtige, zomerse dag geweest. Haar moeder had haar aangekleed in haar favoriete blauwe schort met het roze lint. Ze had haar nieuwe roze laarzen aan mogen doen. En nu mocht ze spelen in de tuin achter het huis. “Niet naar het strand gaan liefje,” had haar moeder gezegd, “en kijk uit voor de wespen in de appelboom. Die kunnen boos worden als je te dichtbij komt. Dat weet je toch?” Ze had geknikt, met een serieuze blik. Ze wist alles over wespen. Ze vond ze fascinerend maar ook een beetje eng. Ze wilde niet dat ze boos op haar werden. “Mammie heeft het druk in de keuken vandaag, dus je moet jezelf vermaken. Ga nu maar, en gedraag je.” Met een klein duwtje had haar moeder haar naar buiten gestuurd en de keukendeur achter zich dichtgedaan.

Ze was volmaakt gelukkig geweest. Ze hield ervan in het weelderige groen van de tuin rond te dwalen. Ze kon uren zitten kijken naar hoe de mieren bezig waren. Ze ving lieveheersbeestjes en telde hun stippen om te weten hoe oud ze waren. Ze hield ervan de vogels te horen zingen in de bomen of ze elkaar achterna te zien jagen om de beste plekjes. En ze vond het heerlijk om van de met gras begroeide heuvel achterin de tuin te rollen. Daar werd ze zo heerlijk licht en duizelig van.

Maar bovenal hield ze van schatten zoeken. Vooral een hele bijzondere schat. Niet voor haarzelf. Ze dacht niet dat ze die nodig had. Maar voor haar moeder. Haar moeder die nogal stil en teruggetrokken was de laatste tijd. Soms, als haar moeder haar niet opmerkte, had ze haar in stilte zien huilen. Ze was zichtbaar niet blij. Toen ze haar vader op een dag het verhaal over de schat hoorde vertellen wist ze dat ze die voor haar moeder moest vinden. Om haar weer blij te maken. Om het verdriet te verjagen.

En nu had ze gevonden waar ze naar zocht. Verborgen tussen duizenden gewone klavertjes had ze eindelijk een heus klavertje-vier zien staan. Ze had het voorzichtig geplukt en de blaadjes geteld en herteld, om er zeker van te zijn dat deze echt was. Er was geen twijfel mogelijk! Dit was de schat! Het geluksklavertje. De magische plant.

Dus rende ze naar haar moeder, al roepende, haar jonge hart gevuld met vreugde en blijde verwachting.

De herinnering doet haar fysiek pijn en bijna geeft ze het op. Maar ze moet dit onder ogen zien. Dit is het moment dat zoveel in haar leven bepaald heeft. Ze zet zich schrap en laat de herinnering verder gaan.

“Mammie, mammie, Ik heb er een gevonden. Ik heb het geluksklavertje gevonden!” ze stormde de keuken binnen, in de verwachting dat haar moeder daar aan het koken zou zijn. Haar moeder was er inderdaad, maar haar vader ook. Ze zag hoe hij haar moeder hard in het gezicht sloeg. Die ontving de klap en kromp ineen, maar reageerde verder niet. Haar vader opende zijn mond om iets te zeggen maar stopte toen hij zijn dochtertje zag staan. Hij keek haar aan, zijn ogen vol met woede. “En daar is nog zo’n mislukking van je. Kijk nou toch! Vuil en verwilderd. Geen discipline, geen gratie. Ik heb altijd al gedachtndat ze niet van mij kon zijn. Hoer die je bent.” Dat laatste was tegen haar moeder, voor hij met zware stappen de keuken uit beende.

Haar moeder had daar gestaan met haar hoofd naar beneden en de tranen uit haar ogen stromend. Ze was naar haar toegerend met het klavertje-vier in haar uitgestoken hand. “Niet huilen, mammie, niet huilen. Kijk wat ik voor je gevonden heb. Dit zal alles goedmaken. Dit zal je weer blij maken.” Haar moeder had haar aangekeken. “Wat? Wat is dit? Wat heb je daar?” ze had met afschuw naar het vieze vuistje gekeken met het klavertje erin. Walging ging over in boosheid. Ze haalde uit en sloeg de kleine schat uit haar dochters hand. “Dit?” ze spuugde de woorden uit, “dit moet alles weer goed maken? Jij dom, onnozel wicht. Ik wou dat ik je nooit geboren had laten worden, dat zou alles oplossen. Kijk maar wat ik door jou geworden ben.” Haar dochtertje had het met open mond aangehoord. Ze begreep nauwelijks de woorden, maar ze voelde te meer de boosheid en verwijten in haar moeders stem. “Je wilt me blij maken? Verdwijn dan uit mijn leven, dat zou me blij maken. Verdwijn. Sterf voor mijn part.” Met die woorden was ze opnieuw in tranen uitgebarsten en de keuken uitgerend, haar dochtertje in compleet onbegrip achterlatend. Die had niet geweten wat te doen, dus rende ze terug de tuin in, verborg zich in een holle boom, en begon te huilen en te huilen, alsof ze nooit meer op zou houden.

Haar hart breekt als ze haar jongere zelf zo ziet huilen. Dit was een wond waarvan ze nooit compleet zou genezen. Het gevoel van totale verstoting, dat zij de oorzaak was van de boosheid en het verdriet van haar ouders, dat ze het niet verdiende om te leven; dat gevoel zou de onuitgesproken waarheid blijven onder haar gehele bestaan. Ze zou uiteindelijk een soort kracht van binnen vinden om op te groeien met een schijn van balans en zelfs af en toe vreugde. Maar het werd nooit de complete waarheid. Het was een zorgvuldig opgebouwde leugen waar ze nooit helemaal in kon geloven, hoe hard ze het ook probeerde.

De pijn en hopeloosheid van het kleine meisje dreigen haar te overmeesteren. Ze zou het liefste wegrennen en haar daar achterlaten, vergeten, diep begraven in het duister van haar ongewenste herinneringen. Maar ze verzet zich tegen die lafheid. Als het ze het nu niet doet, wanneer zal ze dan ooit dit moment onder ogen durven zien?

Ze gaat naar het meisje toe en gaat naast haar op de grond zitten. Ze aait haar over het haar en begint te spreken.

“Ik weet hoeveel pijn ze jou hebben gedaan. Maar je verdient dit niet. Jij bent niet de schuld van hun ellende en hun haat. Huil maar, kleintje, huil maar zoveel als je huilen moet. Maar houdt deze pijn niet allemaal bij jezelf. Jouw hartje is te jong om dat te moeten verdragen. Laat mij het van je overnemen. Ik heb al zoveel geleden in mijn leven, jouw leed kan er ook nog wel bij.”

Het meisje kijkt op naar het silhouet van haar oudere zelf, afgetekend tegen de laagstaande middagzon. “Weet je het zeker?” zegt ze, veel ouder klinkend dan haar vijf jaren. “Het is een vreselijke last om te dragen en ik draag haar al zolang voor jou.” “Dat spijt me heel erg,” antwoordt ze het meisje, “ik had dat nooit toe moeten laten. Toen ik ouder en sterker was had ik het van je over moeten nemen. In plaats daarvan heb ik je in het donker laten zitten, weggesloten met al die pijn en schuld. Ik heb het jou allemaal alleen laten dragen. Kan je het mij vergeven?” “Wat valt er te vergeven?” zegt het meisje, glimlachend door haar tranen heen. “Je bent teruggekomen voor mij. Ik had de hoop bijna opgegeven, maar nu ben je dan toch hier. Ben je klaar om het duister los te laten en mij in plaats daarvan in je hart te sluiten?” De vrouw kijkt het meisje in de ogen en ziet niets van de verwijten en beschuldigingen die ze verwacht had, alleen maar liefde en vergeving. Het is tijd om die laatste stap te maken. Ze neemt het kleine kind in haar armen, draagt haar naar het bankje aan het water en zit daar, haar in stilte omarmend, in het licht van de ondergaande zon.

De Zee

Ze vonden haar zittend op haar bankje met een glimlach op haar gezicht. De vrouwen en mannen die haar “Moeder” noemde wisten dat ze was gestorven zoals ze geleefd had: in volledige vrede, in harmonie met zichzelf en de wereld. Ze had diezelfde vrede en harmonie aan zovelen onderwezen. Ze zouden haar nooit vergeten.

Zoals ze zelf gewenst had werd ze gecremeerd en haar as verstrooid over het water waar ze zoveel van had gehouden. Toen de urn werd omgedraaid kreeg de wind vat op de as en blies het voort als een wolk die de zon een moment verduisterde. De wind bewoog de as opnieuw en ineens scheen elk deeltje as als een ster in een stille explosie van licht. Zo zweefde haar as naar beneden, vuur vermengde zich met water, tot ze verzonk in de vredige diepte onder de golven.

Naast het bankje werd een klein herinneringsbordje geplaatst:

Ze werd geboren.
Ze leefde.
Ze stierf.

Geen Einde.

©Bard 2022

2 gedachtes over “Verstrooid

  1. Hallo Bard,

    Nu pas heb ik dit prachtige verhaal gelezen met tranen in mijn ogen. Dank je wel hiervoor.

    Herkenning en liefde voor het leven, voor mezelf en alles om me heen valt hier samen. Een heerlijke “ontmoeting” op deze zondagochtend in rust en dankbaarheid thuis.

    Lieve groet, Alice

    Op do 17 mrt. 2022 11:47 schreef De Draak en de Fenix < comment-reply@wordpress.com>:

    Bard posted: ” Separating – ©Bard 2017 Het Verzorgingstehuis De oude vrouw > zat in haar stoel naast het raam dat uitkeek over de parkeerplaats en het > verwaarloosde beetje groen dat alleen de website van het tehuis durfde te > beschrijven als “een weelderig park”. Ha” >

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s