Zelfs met de kust nu buiten zicht behoudt de rivier haar vorm nog een tijd, doordat het zoete rivierwater nog samenhangt ten midden van de eindeloze uitgestrektheid van de duistere, zoute oceaan, alsof ze bang is daarin verloren te gaan. Maar als een langzaam vervagende herinnering, verliezen daar waar het zoet het zout ontmoet de randen van de oude rivier hun contouren, worden warrig en vaag, tot er geen onderscheid meer is te maken tussen waar de rivier eindigt en de oceaan begint. Hoe meer de tijd verstrijkt, hoe meer de restanten van de rivier zich oplossen, tot de rivier compleet en met totale overgave haar greep op haar wateren laat gaan zodat ze zich kunnen herenigen met het water waar ze ooit vandaan kwamen. En nu de cirkel rond is absorbeert de oceaan moeiteloos de nieuwkomers, onverstoord en eindeloos, bron en eindbestemming, tijdloos en voor eeuwig.
Wachtend op de rivier, voorbij de laatste obstakels van duinen en strand, ligt de oceaan, haar uitgestrektheid gemaskeerd door de zachte boog van de horizon en de heiige lucht in de verte. Verlangend naar de zoetheid van de rivier roept het zoute water haar aan met een onophoudelijk diep geruis, als naar een lang verloren geliefde die eindelijk is teruggekeerd. Het rivierwater, haar kracht en snelheid vrijwel uitgespeeld, verzet zich niet maar laat zichzelf mee getrokken worden in de trage dans van het komen en gaan van de getijden. Alsof gehypnotiseerd door het ritme van de oceaan laat het rivierwater de veiligheid van de oevers los en laat zich dromerig voortdrijven van de kust vandaan, om zich daar te mengen met het koude, donkere water van de oceaan.
Majestueus nu als het water zich uitstrekt over de wijde vertes van het land waar het doorheen stroomt, te breed om beide oevers tegelijkertijd te kunnen zien, lijkt de stroming te vertragen, alsof ze zich realiseert dat door het bereiken van haar doel het laagst mogelijke punt te vinden ze zichzelf tevens aan de rand van haar eigen ondergang gebracht heeft. Het einde is nu onvermijdbaar maar het water kan nu niet meer stoppen. Er is teveel momentum, teveel energie nog opgeslagen als gevolg van de gedreven stroom omlaag. En dus vervolgt het water schoorvoetend haar pad op weg naar het lot dat ze met haar eigen ongeduld creëerde.
Eenmaal aangekomen bij de lagere berghellingen en de valleien daartussen beginnen het water te kalmeren. De stromende beken worden dieper en verbreden zich tot sterke, snel stromende rivieren die nog slechts sporadisch in wanorde en chaos terugvallen als ze in rotskloven en stroomversnellingen terechtkomen. Die rivieren vormen hun omgeving net zozeer als ze erdoor worden vormgegeven. Waar ze door woestijnen stromen is er weelderig leven aan hun oevers; waar ze door oeroude hoogvlaktes gaan snijden ze diepe, beschaduwde kloven uit; en waar ze de lager gelegen velden bereiken deponeren ze rijke, zware, vruchtbare sedimenten. Maar het water zelf – hoewel een deel ervan wordt weggeleid, gevangen en geabsorbeerd tijdens deze reis – stroomt voort, door de zwaartekracht gedreven om de laagste plaats te bereiken die het vinden kan.
Op hun weg naar beneden komen de kleine waterstroompjes elkaar tegen en combineren zich tot grotere stromen, hun krachten zodanig toenemend dat ze nu obstakels opzij kunnen duwen of met zich meeslepen op hun reis. Het water verandert van kristalheldere en zacht babbelende beekjes in met zand en modder gevulde, zwaar stromende rivieren en wild kolkende stroomversnellingen. Het geluid van het voortjagende water is nu luid genoeg om alle andere geluiden te overstemmen. De berghellingen worden echoputten voor de vele stemmen van het water en de lucht zelf wordt bijna zichtbaar verstoord door het constante geraas dat de stromen produceren op hun zoektocht naar de snelste manier om de valleien onderaan de bergen te bereiken.
Eenmaal in beweging gekomen zoekt het water onophoudelijk naar manieren om af te dalen, om de hoge plekken te ontvluchten waar het zo lang gevangen was en haar weg naar beneden te vinden. Het water sluipt langs rotsen en grind, door geultjes en kuilen. Te zwak om voor zichzelf een pad te banen zijn de mini-stroompjes gedwongen een omweg te zoeken langs zelfs de kleinste obstakels. Maar het water zet door en blijft gaan, soms een opening vindend om door weg te stromen, soms net lang genoeg opgehouden wordend om voldoende water te verzamelen tot het kracht genoeg heeft om het obstakel opzij te duwen en verder omlaag te haasten.
Nadat er vele maanden voorbijgegaan zijn waarin de sneeuw – hoe vaak ze ook veranderde – een constante deken was over alles, brengt één ochtend iets nieuws in deze vrijwel verstilde wereld. In de plekken die het meest aan de zon zijn blootgesteld begint het water te ontwaken uit haar ijzige staat. Druppels beginnen te vallen, onhoorbaar in de sneeuw, of duidelijk spetterend op de kale rotsen. Als de zon stijgt en haar warmte dieper doordringt in de sneeuw, verzamelt het smeltwater zich in minuscule stroompjes and groeit het geluid van water stromend onder de sneeuw en over de rotsen, tot de constante en permanente stilte van het bevroren landschap vervangen is door de constant veranderende maar even voortdurende uitbundigheid waarmee het water opgewonden een gesprek aangaat met zichzelf en alles waar het mee in aanraking komt.
Het is niet moeilijk om ons machteloos te voelen in deze grote en complexe wereld. We zijn tenslotte maar kleine individuen in een zee van miljoenen mensen. Hoe zouden wij ooit kunnen denken enige invloed te kunnen hebben? En dus laten we ons min of meer meeslepen met de stromingen in de wereld om ons heen, zonder echt stil te staan bij waar dit ons heenleidt. We voelen ons verloren in een wildwaterstroom van vluchtige gebeurtenissen en willekeurige momenten en mogen blij zijn dat we nog net ons hoofd boven water kunnen houden. En zelfs als we ons gelukkig prijzen in leven te zijn blijft er nog het constant knagende gevoel dat er meer zou moeten zijn in het leven; dat deze slopende strijd om te overleven niet alles kan zijn waar het leven om gaat. Zelfs als we relatief succesvol zijn en ons naar de top gewerkt hebben, als al wat we doen het nog even uitstellen is van het onvermijdelijke einde laat dat ons achter met een diepgevoelde onrust en gebrek aan vervulling.
Het hoeft niet zo te zijn. We hoeven ons niet machteloos, stuurloos en leeg te voelen. Zelfs als we door het woeste water van het leven heen en weer gegooid en onweerstaanbaar voortgetrokken worden kunnen we keuzes maken. Meer keuzes dan we ons kunnen voorstellen. De levensstroom is complex of zelfs chaotisch, en dat betekent dat er vele momenten zijn waarop verschillende mogelijke toekomsten zich afsplitsen van de hoofdstroom; momenten waarop zelfs een minieme verandering van richting ons heel ergens anders kan doen uitkomen. Het zijn die momenten van divergentie – de plaatsen waar die ene stroom er twee of meer wordt – waarin onze momenten van keuze liggen. Waar het heden vele toekomsten heeft is het onze daad van kiezen – bewust en doelgericht kiezen – waar wij zelf het verschil kunnen maken. Keuze is de macht de ieder van ons heeft over de oneindige complexiteit waar we allemaal aan meedoen.
Die macht doelgericht toepassen: dat geeft ons leven vervulling. Ervaren hoe wij zelf een andere toekomst teweegbrengen dan degene waartoe we leken voorbestemd, dat geeft ons het gevoel dat we verschil maken. Onze keuzes doelbewust maken, met voorbedachte rade en zo doordacht mogelijk – zelfs als we ten volle beseffen dat we maar een beperkt deel kunnen weten en zien van waar die keuzes ons toe leiden – dat is wat ons een gevoel van richting geeft.
Om daartoe in staat te zijn moeten we drie dingen oefenen: bewustzijn, een gevoel van richting, en de kracht voelen van een doel in ons leven hebben. Met die krachten voldoende ontwikkeld kunnen we onze keuzes doelgericht maken en wordt elke keuze, hoe klein en schijnbaar onbelangrijk ook, een steentje in het pad dat ons voorwaarts leidt naar een toekomst de we zelf creëren. Bewuste, weloverwogen, doelgerichte keuzes geven ons de macht om de woeste rivier van het leven te bevaren en haar snelheid en kracht in ons eigen voordeel te gebruiken. Bewuste keuzes veranderen ons van een hulpeloze drenkeling die zich wanhopig vastklampt aan stukken wrakhout en laatste strohalmen in de stuurman van ons eigen lot – werkend met de rivier in plaats van ertegen vechtend, haar wildheid en verrassende wendingen accepterend als geschenken en nieuwe mogelijkheden.
Gebruiken wij de rivier of de rivier ons?
Voor het maken van zulke keuzes hebben we een raamwerk nodig: iets dat ons helpt onze keuzes te af te wegen zodat we de opties kunnen kiezen die ons het meest waarschijnlijk verder zullen brengen op het pad dat we besluiten te lopen. We hebben een geloofssysteem nodig met waardes, doelen en prioriteiten. Onze opvoeding bood ons vele van zulke geloofssystemen: de culturele raamwerken van onze families, leeftijdgenoten, collega’s, leraren en leraressen, bazen, politieke en religieuze leiders, …. Maar als we passief accepteren wat al die anderen ons aanbieden – zonder vragen te stellen en duidelijkheid te eisen – worden onze keuzes hun keuzes, toegepast op ons leven en worden we gestuurd en geleefd waar anderen ons willen hebben.
Om onze keuzes echt eigen te maken moeten we eerst op reis gaan; een reis naar binnen, naar onze eigen gevoelens, emoties, traumas, gewoontes, … Dit is een reis van verkenning, onderscheid, aanpassing, en focus. Maak deze reis met goed gevolg en we komen ervan terug met een geloofssysteem dat nu echt van onszelf is. Het past nu bij ons temperament, als een perfect passend maatpak, en bovenal geeft het ons een gevoel van stroming en synchroniciteit wanneer we kiezen en handelen in harmonie met dit eigen geloofssysteem, en we zien hoe de wereld zich daarnaar plooit.
Wanneer we dat momentum vinden en onze keuzes gebruiken om ons voort te stuwen op onze eigen stroming, dat is wanneer we de auteurs worden van ons eigen levensverhaal. Dat is wanneer we kunnen zeggen: “Dit is mijn verhaal – Ik schreef dit, en dit is wat ik leef.”
De aarde in stilte bedekkend wacht de sneeuw geduldig op de zich ontvouwende toekomst. Er gebeurt eerst niet veel: dagen worden nachten die weer dagen worden. Soms maakt een langskomend dier diepe sporen in de verder ononderbroken witheid; sporen die niet lang daarna weer bedekt worden in versgevallen sneeuw. Stormen komen af en toe voorbij om te razen tegen de berghellingen. De huilende winden bewegen de dekens van sneeuw op en neer als zandduinen in de woestijn, heuvelranden neerhalend en nieuwe hellingen vormend. Maar zodra de wind weer gaat liggen, uitgeput en ontmoedigd, lijkt de sneeuw – hoewel het landschap volledige getransformeerd is – weer even onaangetast en sereen als tevoren: zacht, stil, bewegingloos.
Waar de bergen hoog genoeg zijn koelen de wolken af tot onder het vriespunt. Minuscule kristallen vormen zich als het vloeibare water veranderd in delicate zesvoudige juwelen van ijs. Alsof ze zelf onder de indruk is van deze prachtige transformatie stopt de wind haar jacht omhoog en verliest alle vaart. Zacht en speels dansend begint de versgevormde sneeuw te vallen. Aarzelend eerst, een paar vlokjes tegelijk, maar al snel aangroeiend tot schimmige sluiers van vallend stof en veren, begint de sneeuw de grond te bedekken tot deze compleet onder een dikke witte stille deken verborgen is.