11 – Arriveren

Wachtend op de rivier, voorbij de laatste obstakels van duinen en strand, ligt de oceaan, haar uitgestrektheid gemaskeerd door de zachte boog van de horizon en de heiige lucht in de verte. Verlangend naar de zoetheid van de rivier roept het zoute water haar aan met een onophoudelijk diep geruis, als naar een lang verloren geliefde die eindelijk is teruggekeerd. Het rivierwater, haar kracht en snelheid vrijwel uitgespeeld, verzet zich niet maar laat zichzelf mee getrokken worden in de trage dans van het komen en gaan van de getijden. Alsof gehypnotiseerd door het ritme van de oceaan laat het rivierwater de veiligheid van de oevers los en laat zich dromerig voortdrijven van de kust vandaan, om zich daar te mengen met het koude, donkere water van de oceaan.