8 – Groeien

Op hun weg naar beneden komen de kleine waterstroompjes elkaar tegen en combineren zich tot grotere stromen, hun krachten zodanig toenemend dat ze nu obstakels opzij kunnen duwen of met zich meeslepen op hun reis. Het water verandert van kristalheldere en zacht babbelende beekjes in met zand en modder gevulde, zwaar stromende rivieren en wild kolkende stroomversnellingen. Het geluid van het voortjagende water is nu luid genoeg om alle andere geluiden te overstemmen. De berghellingen worden echoputten voor de vele stemmen van het water en de lucht zelf wordt bijna zichtbaar verstoord door het constante geraas dat de stromen produceren op hun zoektocht naar de snelste manier om de valleien onderaan de bergen te bereiken.