Het mysterie, @Bard 2019
Het mysterie, @Bard 2019

Het dorpje klampte zich vast aan de steile bergwand als een overmoedige bergbeklimmer die ineens besefte hoe hoog hij geklommen was en overmand door hoogtevrees zich niet meer durfde te verroeren. De huizen waren oud, vervallen en duidelijk in geen jaren onderhouden. Uit een paar verbrokkelde schoorstenen kringelde rook maar de meeste huizen waren verlaten en boden slechts beschutting aan de weinige vogels en knaagdieren die op deze hoogten konden overleven.

Vermoeid door de lange klim vanuit het dal hoopte hij bij een van de bewoonde huizen onderdak voor de nacht te vinden. Misschien zat er zelfs een warme maaltijd in of zachte slaapplaats, maar alleen wat warmte en beschutting tegen de snijdende wind zou al heel wat waard zijn.

In de dorpskern aangekomen koos hij het eerste de beste huis waar er rook uit de schoorsteen kwam. Het was amper een huis te noemen: het was een houten bouwsel dat tegen de stenen muur van het huis daarachter leunde als een oude man die op adem probeert te komen na een korte wandeling door een steile straat. Het huisje zag eruit zoals hij zich voelde. Misschien zou de herkenning tussen lotgenoten het makkelijker maken hem gastvrij te ontvangen?

Hij klopte op de deur.

Het duurde even voor hij hoorde hoe er een grendel werd weggeschoven en iemand met enige moeite de zware, scheefgezakte houten deur op een kiertje opentrok. Het gezicht van een oude man werd zichtbaar in de deuropening en keek hem nieuwsgierig aan met ogen die verrassend helder en levendig waren in dat oude, gerimpelde gezicht.

“Daar ben je dan.” zei de oude man, “Daar heb je lang over gedaan”. “Hoe bedoelt u.” zei hij verbaasd, “Verwachtte u me dan? Of heeft u me soms aan zien komen vanuit het dal”? “Nee, dat niet” zei de man, “maar ik wist dat er uiteindelijk iemand zoals jij zou komen en op mijn deur zou kloppen. Het bestaan van deze deur in mijn woning maakte dat onvermijdelijk.” “Hoezo?” zei hij verward, “Het bestaan van deze deur houdt toch geen verband met of er iemand wel of niet op komt kloppen? Een deur is gewoon een manier om een huis in en uit te gaan. Wat heeft mijn kloppen daarmee te maken?” “Aha!” zei de oude man triomfantelijk, “Precies! Een normale deur laat mensen naar binnen en naar buiten en ontleent daaraan zijn bestaan. Maar ik zit hier al binnen sinds dit huisje om mij heen is opgebouwd. Ik ga nooit naar buiten en geen van de dorpsbewoners zou er ooit over denken hier naar binnen te gaan. En toch is er deze deur. Zodoende!” De oude man liet dat laatste woord klinken als de triomfantelijke afsluiting van een overtuigend gewonnen debat.

Toen hij niet meteen antwoord gaf begon de oude man te lachen. “Geeft niets, hoor. Geeft niets. Ik verwacht ook niet dat je dit meteen kan begrijpen. Tenslotte heb ik hier mijn hele leven over nagedacht. Terwijl jij, als ik je zo zie, nog maar amper met denken bent begonnen.” De oude man duwde de deur nu verder open en nodigde hem met een sierlijke zwaai van zijn arm uit om naar binnen te komen. “Wees welkom in mijn domein, langverwachte reiziger.”

De glimlach van de oude man was te vriendelijk en te gul om tegen in te gaan. Hij volgde de oude man naar binnen de donkere ruimte in. Daar zag hij een matras en deken tegen de stenen muur en een lage tafel met daarop een brandende kaars en twee tinnen borden. In een hoek stond een houten krat met een waterkan, een paar bekers en wat stukken brood. In een inham in de stenen muur brandde een houtvuur waarvan de rook verdween door een rookgat in het dak. Verder was het vertrek leeg en kaal. Een plek om te schuilen tegen de winterstormen, meer niet.

De oude man gebood hem bij de tafel te gaan zitten en bood hem een stuk droog brood en een beker lauw water aan. “Neem het er van,” zei de oude man, “mijn paleis is jouw paleis, mijn overdaad de jouwe.” Nog steeds te verbouwereerd om te reageren at en dronk hij wat de oude man hem voorzette.

Zo zaten ze een tijdje in stilte.

Ineens kwam de oude man overeind en liep naar de buitenmuur. Die bleek een schuifpaneel te bevatten dat op een kiertje open kon. Zo was er net een klein stukje van de straat te zien. “Kom” zei de oude man, “het gaat zo gebeuren. Dit mag je niet missen.” Hij ging naast de oude man staan en keek samen met hem door de nauwe kier naar buiten. “Wat gaat er gebeuren dan?” vroeg hij, maar de oude man gebaarde dat hij stil moest zijn en moest blijven kijken.

En toen gebeurde het. Langzaam schoof er een koe door het beeld. Eerst was er de roze neus, toen een groot donker oog, een nerveus bewegend oor, een stukje van een hoorn. Vervolgens kwam de rug als een golf voorbij gerold. Het vertoon eindigde met de staart, met als allerlaatste de pluim die zwaaiend uit beeld verdween. En toen was er niets meer.

De oude man keek hem triomfantelijk aan. “Nu heb jij gezien waar ik al die jaren over heb nagedacht en op gestudeerd heb. Dit is het mysterie dat mij gevraagd werd op te lossen: het mysterie van de oorzakelijkheid.” Hij keek de oude man niet-begrijpend aan. “Het mysterie van wat?” vroeg hij. “Van de oorzakelijkheid, domoor. Het ontstaan en verdwijnen der dingen.” “Ik heb alleen een koe voorbij zien komen.” zei hij, “Wat heeft dat met oorzakelijkheid te maken?”

De oude man keek hem breed grijnzend aan. “Hij heeft alleen een koe voorbij zien komen. Een koe! Dat is alles. Het Universum openbaarde zich aan ons, het begin en het einde van alles ontvouwde zich voor onze ogen. En hij zag alleen een koe.” De oude man keek hem aan alsof er nu voldoende uitleg was gegeven en er een teken van begrip van hem verwacht werd. Toen dat uitbleef schudde de oude man zijn hoofd. “BOE!” riep de oude man, zo hard dat hij van schrik achteruit stapte en zijn hoofd hard tegen een lage balk stootte. “Boe! Boe! Boe!”, de oude man genoot zichtbaar van zijn reactie. Toen hij met een pijnlijk gezicht aan zijn hoofd voelde om te controleren of hij niet bloedde hield de oude man het helemaal niet meer. “Hij moest zijn hoofd opensplijten om het inzicht binnen te laten.” lachte de oude man. “Zijn ogen zijn gesloten, zijn oren zitten dicht, misschien dat het gat in zijn schedel wat licht binnenlaat.”

Opeens bedaarde de oude man, gebaarde dat hij moest gaan zitten en ging tegenover hem op de grond zitten. “Genoeg gelachen,” zei de oude man, “dit zijn serieuze zaken. Vertel me precies wat je hebt gezien, dan zal ik het je verklaren.”

Hij dacht na. “Ik keek naar de straat. Die kier in de deur is erg smal, dus veel kon ik niet zien. Toen kwam er een koe voorbij. Daarna was er alleen maar weer die straat te zien. Dat is alles.”

“Dat is alles?” de oude man schudde zijn hoofd. “Hoe makkelijk bagatelliseert de onverlichte geest het mysterie van het bestaan.” De oude man pauzeerde even, in gedachten verzonken. Toen ging hij verder: “Eerst was er de straat. Toen was er de koe. Toen weer de straat. Uitstekend. Dat heb je goed gezien. Maar wat je niet gezien hebt is waar het werkelijk om gaat. Waar komt die koe vandaan?” De oude man keek hem indringend aan. “Waar is die koe gebleven? Wat doet die koe verschijnen en verdwijnen?”

De oude man strekte zich nu in zijn volle lengte uit. “Ik heb hier mijn hele leven over nagedacht. Ik heb dit huis om me heen laten bouwen zodat ik me volledig op deze taak kon toeleggen en me nergens door zou laten afleiden. En uiteindelijk, na langdurige observatie en diepe reflectie presenteer ik je vandaag mijn antwoord. Omdat jij mijn deur gevonden hebt zal jij de eerste zijn die dit van mij verneemt. Luister …” opnieuw pauzeerde de oude man, om de spanning op te voeren.

“… het antwoord op het mysterie van het bestaan is dit: …” opnieuw een pauze … “de neus veroorzaakt de staart!”. Triomfantelijk keek de oude man hem aan. “De neus veroorzaakt de staart. Dat is het geheim.”

Hij keek de oude man met open mond aan. Dit kon niet waar zijn. Dit moest een grap zijn. Hij begon nerveus te lachen. “De neus veroorzaakt de staart? Is dat het? Is dat het antwoord op alles? Heb ik daarvoor mijn hoofd gestoten?” Zijn lachen was overgegaan in boosheid. “Oude man, je bent niet goed wijs. ‘De neus veroorzaak de staart’ is een oude koan, een Zen-boeddhistisch raadseltje. Het gaat over onze neiging om de dingen te verklaren op grond van onze beperkte waarneming. Als we vergeten dat we maar een klein stukje van de werkelijkheid zien, zijn we geneigd dat kleine stukje te generaliseren en er veel meer in te lezen dan we zouden moeten. We zien een zandkorrel en denken er de wetten van het heelal in te kunnen lezen. We zien een koe en denken er de schepping mee te kunnen verklaren. De neus veroorzaakt de staart niet. Dat is onzin. Die neus komt gewoon eerst omdat zo’n koe nou eenmaal vooruit loopt, en niet achterstevoren. Je haalt gewoon volgorde en oorzakelijkheid door elkaar.”

Hij stopte, om op adem te komen, maar ook om te zien hoe de oude man zou reageren. Zou hij boos worden op zijn kleine tirade? Had hij de oude man niet te hard aangepakt? Als hij de oude man moest geloven had deze zijn hele leven op dit antwoord zitten broeden. Had hij de oude man in de waan moeten laten en niet moeten tegenspreken?

Tot zijn verbazing bleef de oude man hem grijnzend aankijken. “Ben je klaar met je verhaal?” vroeg de oude man hem. “Een koan, zeg je? Een raadseltje over de beperktheid van onze waarneming? Als dat zo is, o zo wijze heer, leg me dit dan eens uit. Je hebt die koe voorbij zien komen; eerst de neus, daarna de staart, en toen niets meer. Waar is die koe dan gebleven? Kijk maar naar buiten. Helemaal niets. Alleen een lege straat. Kan jij me dat verklaren?” De oude man keek hem aan. “Ik dacht het niet.”

“Natuurlijk kan ik dat verklaren.” zei hij. “Die koe is gewoon de straat uitgelopen, op weg naar een weilandje ergens buiten het dorp. En daar staat ze nu tevreden te grazen. Of ze was op weg naar een stal hier ergens in de buurt. Simpel. Geen mysterie, geen openbaring, gewoon een koe op weg van A naar B.”

“Oh” zei de oude man, “simpel dus. Die koe staat gewoon ergens in een stal of in een weiland te grazen. Dat weet jij dus zeker?”

Hij knikte.

De oude man trok nu de deur voor hem open en zei: “Ik ga mijn huis niet uit en heb toch het Universum kunnen doorvorsen. Jij bent overal geweest maar hebt blijkbaar niets gezien. Ga jij maar eens kijken of je die koe kan vinden. En kom dan hier terug. Dan praten we verder.” De oude man wachtte tot hij naar buiten was gelopen en duwde de deur achter hem dicht.

Nu hij weer buiten stond keek hij eens goed om zich heen. Waar zou die koe naartoe gegaan zijn? De richting waar ze vandaan gekomen was was hoe hij bij het huis van de oude man was aanbeland. De koe was vervolgens langs de deur gelopen, dat nauwe, donkere steegje in. Hij deed een paar stappen in dezelfde richting. Tot zijn verbazing liep hij vrijwel direct tegen dezelfde stenen muur aan waar het huis van de oude man tegenaan leunde. Het steegje liep dood tegen die muur, die ook beide zijden van het straatje flankeerde. Een stenen muur, zonder deuren, ramen, of wat voor openingen dan ook. Het ‘steegje’ was niet veel meer dan een ondiepe nis in een hoge muur.

Maar waar was die koe dan? Dat beest kon nergens anders heen. De nis was amper diep genoeg om het hele beest te bevatten en toch had hij met eigen ogen gezien hoe het dier was langsgekomen en uit het zicht verdwenen was. Hij voelde voor de zekerheid aan alle zijden van de nis. Niets. Zware stenen, waar geen beweging in te krijgen was. Zijn verwarring was compleet. Hij draaide zich om en klopte op de deur van het huis van de oude man.

Die deed onmiddellijk open, nog steeds met die brede grijns op zijn gezicht. “Heb je die koe gevonden?” vroeg hij spottend. “Stond ze daar te grazen in dat imaginaire weiland van je? Of was ze in die prachtige stal van jouw verbeelding? Ik hoop dat je hier iets van leert, met je koan en je boeddhistische raadseltjes. De wereld openbaart zich aan hen die de wereld kunnen zien zoals ze is en dat wat ze zien kunnen duiden. Die koe is zowel het mysterie als het antwoord op alles. Ik zeg het je nog één keer, voordat ik je weer je eigen pad op stuur: de neus veroorzaakt de staart! En daar is alles mee gezegd.”

De oude man duwde de deur weer dicht terwijl hij mompelde “Oorzakelijkheid en volgorde door elkaar halen, m’n neus.” En met het verdwijnen van zijn gezicht achter de dichtslaande deur was ook de oude man voorgoed verdwenen.

©Bard 2020

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s