Het kunnen maken van keuzes is een fundamenteel menselijke eigenschap. Wij maken voortdurend keuzes. Iedere handeling of niet-handeling is een keuze. Iedere reactie, of het uitblijven daarvan, is een keuze. We kunnen het kiezen niet vermijden: uitgerust als we zijn met onderscheidingsvermogen en het vermogen beslissingen te nemen, zijn we iedere keer dat we ons bewust worden dat er een keuze te maken is tevens gedwongen te kiezen. Zelfs kiezen niet te kiezen is natuurlijk een keuze. Keuze is onvermijdelijk.
De onvermijdelijkheid van keuzes kan vaak als een last aanvoelen. Het betekent dat we niet zomaar erop los kunnen leven, onze impulsen volgen en de gevolgen negeren. Omdat we de macht hebben te kiezen zijn we, onontkoombaar, verantwoordelijk voor de gevolgen van de keuzes die we maken (of vermijden). We voelen ons dan ook niet zelden schuldig wanneer dingen niet zo uitpakken als we verwachtten en onze keuzes (wellicht onbedoeld) onszelf en andere mensen tot last zijn of zelfs schade toe brengen. Schuld is echter een negatieve emotie die ons niet meer maar minder verantwoordelijk maakt voor de consequenties van onze acties, omdat schuld ons neigt te verlammen. In plaats van onze acties te beschouwen en de gevolgen zo objectief mogelijk te beoordelen, om dan te reageren op een manier die het positieve maximaliseert en het negatieve minimaliseert, raken we door onze schuldgevoelens vaak zo geobsedeerd door het negatieve dat we helemaal niet meer reageren.
Het mooie van keuzes, en een tegengif tegen schuldgevoelens, is ons te realiseren dat hoewel we het onmogelijk altijd goed zullen doen en nooit compleet kunnen vermijden dat we schade aandoen met de keuzes die we maken, we tevens altijd de macht en de mogelijkheid hebben de volgende keer betere keuzes te maken. Keuzes stellen ons in staat te leren van onze vergissingen en te blijven werken aan het verbeteren ervan. En iedere keer dat we een bewuste keuze maken om het dit keer beter te doen groeit ons vermogen om op een positieve manier aan de wereld bij te dragen. Een positieve bijdrage waar we zelf voor kiezen.
Bewuste keuzes zijn die momenten waarop we even stilstaan, de toestand in ogenschouw nemen, om vervolgens doelgericht verder te gaan, in bewuste harmonie met onze overtuigingen, aspiraties en doelen. Zulke keuzes worden toekomst-bepalende momenten: veel van de de schier oneindige veelheid van wat mogelijk was voor we kozen valt ineens weg, en behoort niet langer tot de mogelijkheden. Onze keuze reduceert de oneindige complexiteit. Die overigens nog steeds oneindig complex blijft – dat is nu eenmaal een eigenschap van het oneindige – maar we hebben het gesnoeid en ingeperkt; omgebogen – hoe subtiel ook – naar onze eigen smaak en verlangens.
Wat deze macht vele malen sterker maakt is wanneer onze keuzes niet alleen bewust maar ook consistent zijn. Consistente keuzes maken betekent niet dat we altijd precies hetzelfde kiezen, maar dat we onze keuzes baseren op een set van principes of een raamwerk voor hoe we keuzes maken. Op die manier worden onze keuzes een vormende kracht met toenemende invloed en uitwerking. Een reeks van kleine maar consistente keuzes zijn als de duwtjes die we een schommel geven: ze zijn misschien niet al te krachtig op zichzelf, maar als we ze goed timen en nauwkeurig richten bouwen ze momentum op totdat ze de schommel ver en hoog doen uitzwaaien.
Iedere keuze brengt ons ergens anders – (c)Bard 2016
De verhalen waar we de vorige blog over spraken vormen een krachtig raamwerk voor het maken van consistente keuzes. Het gebruik maken van ons eigen verhaal op deze manier geeft ons twee belangrijke gereedschappen om mee te werken:
Het geeft ons een raamwerk om de keuzes die we maken te evalueren. Voor iedere optie kunnen we ons afvragen: “Helpt dit me verder op mijn weg, of leidt het me er vandaan?” Meestal is het mogelijk door een keuze te meten aan ons levensverhaal een rangorde te maken van onze opties in volgorde van afstemming met dat verhaal.Het lijkt logisch om vervolgens de best afgestemde optie te kiezen. Maar het is geen slecht idee om eerst een realiteits-controle uit te voeren om te zien of er geen consequenties of neven-effecten aan de meest voor de hand liggende optie verbonden zijn. In het algemeen, echter, kunnen we stellen dat de best afgestemde optie de voorkeur heeft, tenzij er duidelijk ongewenste kanten aan kleven.
Het geeft ons een manier om de uitkomst van onze keuzes te evalueren door onszelf regelmatig af te vragen: “Boek ik vooruitgang op mijn levensreis? Zie ik verbeteringen of voortgang in die gebieden die het meest relevant voor mij en het levensverhaal waar ik mij aan heb toegewijd zijn?”
Zelfs als onze keuzes niet onmiddellijk leiden tot de gewenste uitkomst – en dat doen ze meestal niet, omdat het terrein dat voor ons ligt grotendeels onbekend is en we het moeten verkennen en ervan leren voor we beter kunnen worden in het maken van de juiste keuzes – met ons verhaal om ons te leiden kunnen we bewuste keuzes blijven maken en zo onszelf toestemming geven de auteurs te worden van ons eigen levensverhaal, de regisseur van ons eigen drama, en tevens daarin de belangrijkste acteur of actrice.
Dat is de macht van keuzes: de wereld vormgeven naar ons beste vermogen om haar te laten samenvallen met het verhaal dat we willen leven, in plaats van machteloze, passieve passagiers en toeschouwers te blijven van een wereld die aan ons voorbij gaat.
Wij zijn een verhalen vertellende soort. Dat is hoe we de wereld begrijpbaar maken. Het is hoe we onze ervaringen met anderen delen, en hoe we ons met elkaar verbinden, bij elkaar blijven en samen evolueren. Wat onze ervaring van de werkelijkheid betreft: tenzij we het in een verhaal kunnen vatten kunnen we niet echt zeggen dat we het op een betekenisvolle manier beleefd hebben.
Als een boom omvalt in het bos maakt het waarschijnlijk geluid, zelfs als er niemand is om hem te horen te vallen. Maar zonder een mens daar om het te aanschouwen, te beleven en vervolgens in een spannend verhaal te gieten over een woudreus die met donderend geraas tegen de vlakte ging, en hoeveel indruk dat maakte op de verteller, had die boom net zo goed in stilte kunnen omvallen. Het medium dat het fysieke geluid draagt is de lucht, maar het metafysische geluid wordt gedragen door het verhaal – en wat ons mensen betreft is dat metafysische geluid het enige dat telt.
Verhalen helpen ons de werkelijkheid te categoriseren en te ordenen zodat ze beter te begrijpen en te manoeuvreren is. We gebruiken verhalen om belangrijk te maken wat anders willekeurige gebeurtenissen zouden zijn. Verhalen zijn niet statisch. Ze beschrijven en categoriseren niet alleen hun inhoud: ze brengen die inhoud ook tot leven door ze beweging en momentum te geven. Onze verhalen imiteren onze ervaringen door zich in de tijd af te spelen: met een begin, een midden en een einde. Verhalen vangen en verrijken de werkelijkheid die wij ervaren door er een gevoel van richting aan te geven: een intentionele beweging die onze verhalen van het begin tot het einde vult met een diepgevoeld belang.
Om een richting te hebben moeten verhalen actie bevatten; ze moeten gaan over dingen die gebeuren en – om het een menselijk belang te geven – dingen die we doen om dat te laten gebeuren of in reactie tot wat er gebeurd is. Vanuit een verhalend perspectief zijn we veel meer levende doeners dan levende wezens. We zijn meer proces dan voorwerp. Onze aard wordt gedefinieerd door beweging, transformatie en progressie: van geboorte tot dood, van voedsel naar weefsels en energie, van verlangen naar actie, van angst naar vluchten of vechten, het zijn veel meer de processen dan de voorwerpen die de essentie uitmaken van ons leven.
Al dit levende doen is zowel circulair als voortschrijdend: circulair omdat leven komt en gaat in vele met elkaar verbonden cycli; voortschrijdend omdat – tenminste in onze beleving – het leven een richting, doelen en bedoeling lijkt te hebben dat het vooruit en omhoog drijft in plaats van uitsluitend in de rondte. De cycli herhalen zich, maar zijn nooit precies hetzelfde. Het leven evolueert, soorten komen en gaan, het leven wordt complexer, ingewikkelder als eenvoudige vormen zich combineren tot samengestelde…. Het is zozeer dat we richting en vooruitgang waarnemen in de wereld om ons heen. We leggen richting en vooruitgang op aan die wereld om het structuur en betekenis te geven. Het leven zou ondraaglijk zijn voor ons als het geen richting had. Wij hebben dat gevoel van betekenis en zingeving nodig – iets dat ons in beweging houdt en iets geeft om voor te gaan – en een gevoel dat we de juiste kant op gaan. We kunnen bijna alles verdragen op onze reis als die reis maar ergens toe leidt. Een reis die geen doel heeft of bestemming is amper een reis te noemen: het is een doelloos rondzwerven in een eindeloze leegte zonder een gevoel van vooruitgang om onze bewegingen aan af te meten.
Dat is waarom verhalen zo belangrijk voor ons zijn. Ze brengen orde, intentionaliteit, doelgerichtheid en daadkracht. Onze verhalen helpen ons de wereld te begrijpen, zelfs als dat begrip niet meer is dan een figment van onze eigen verbeelding. We “geven” zin aan de wereld in plaats van het te “vinden”: het is een constructie van de menselijke geest, niet iets dat vooraf al klaar lag om ontdekt te worden. En terwijl we zin geven door verhalen te vertellen, geven onze verhalen ons energie, motivatie en de wil om door te gaan op onze reis, en te blijven streven naar vooruitgang.
Verhalen helpen ons navigeren in een complexe wereld – (c)Bard 2015
Om ons te kunnen verbeteren hebben we een gevoel van richting nodig: we hebben iets nodig om naar toe te bewegen, iets dat ons voortdrijft en het mogelijk maakt onze drukke te bestaan te veranderen in een avontuur, met een begin, mijlpalen, vooruitgang en een eindbestemming. Omdat we allemaal (grotendeels) de auteurs van ons eigen levensverhaal zijn zou je kunnen zeggen dat de feitelijke richting er niet toe doet – het is toch allemaal fictief. Als middel tot zelfverbetering echter, en om een doelgericht en vervullend leven te leiden, doet die richting er wel degelijk toe, en vereist van ons reflectie en overdenking. De macht om onze eigen richting te kiezen, ons eigen pad te lopen en ons eigen verhaal te schrijven vormt deel van de menselijke staat: we hebben niet altijd de macht om de omstandigheden waarin we leven te veranderen maar we hebben altijd de macht om de manier waarop we die omstandigheden beleven zelf te bepalen. Het bewust toepassen van die macht maakt ons tot actieve deelnemers in plaats van passieve voorwerpen in de stromingen in de rivier van het leven.
Ik wil niet beweren dat we simpelweg door het maken van ons eigen verhaal en het kiezen van een eigen richting gegarandeerd onze zelf-gekozen doelen zullen bereiken, of onze missie daadwerkelijk zullen vervullen. Maar als we niet ons eigen verhaal creëren hebben we helemaal niets om ons op te richten, en vinden we nooit dat gevoel van vervulling dat we krijgen middels een reis die we zelf kiezen en vrijwillig afleggen, gesteund door onze eigen volharding en ons eigen doorzettingsvermogen.
Dat is de macht van verhalen: ons het gevoel te geven dat we op reis zijn ergens heen, in plaats van heen en weer gegooid te worden door de willekeur van de krachten om ons heen, zonder richting of vooruitgang. Verhalen vangen de menselijke macht van zingeving en intentionaliteit. De wereld mag chaotisch zijn, verwarrend en uiteindelijk onverschillig ten opzichte van ons lijden, maar onze persoonlijke en collectieve verhalen veranderen de chaos in ordelijke structuren, de verwarring in betekenis en begrip, en weerstaan de onverschilligheid van het Universum door nadrukkelijk te stellen dat onze levens er toe doen, omdat wij daarvoor kiezen.
Wij zijn een diep sociale soort. Vanaf het moment dat we geboren worden tot aan ons overlijden steunen we op andere mensen voor ons overleven en welzijn. Onze overlevings-instincten zijn nauw verbonden met onze sociale behoeftes en gedrag en een van onze diepste behoeftes is om erbij te horen: bij iemand, bij een familie, een groep, een gemeenschap, een land, … Ons gevoel van veiligheid en welzijn is zo sterk verbonden met de groepen waar we ons mee identificeren dat buitengesloten worden door een van die groepen traumatisch en pijnlijk is, mentaal vergelijkbaar met de amputatie van een arm of been, of een diepe interne verwonding. Onze harten breken als een geliefde overlijdt of ons verlaat; we worden ziek van eenzaamheid en heimwee als we te lang gescheiden zijn van onze families en huizen; ons immuunsysteem laat ons in de steek als we ons geïsoleerd, vervreemd en ongewenst voelen. Wij moeten ergens bij horen om te overleven.
De mensheid, zowel slim als flexibel, heeft veel verschillende manieren ontwikkeld om sociale structuren te bouwen en te onderhouden. We hebben verhalen, regels en rituelen; fysieke markeringen zoals tatoeages, littekens, verf en klederdracht; fysieke barrières zoals muren, grachten en grenzen; allemaal manieren om de banden binnen de groep te versterken en te onderscheiden van en te beschermen tegen alle anderen.
Sociale verbanden – zelfs als ze worden versterkt en ondersteund door culturele mechanismes – zijn weliswaar sterk maar ze zijn niet onbreekbaar. In werkelijkheid, door de complexiteit van menselijke interacties, met onze vele lagen van gevoelens, emoties, drijfveren en overtuigingen, gekoppeld met een fundamenteel spanningsveld tussen the behoeftes van het individu en de behoeftes van het collectief, zijn de verbanden die wij aangaan nooit compleet stabiel, worden regelmatig op de proef gesteld, en kunnen op dramatische wijze en abrupt breken. Die breekbaarheid van onze sociale verbanden zet ons voortdurend onder druk. We kunnen het ons niet veroorloven dat te negeren, want een moment van onoplettendheid kan ons een subtiele verandering in de houding van de mensen om ons heen over het hoofd doen zien en ertoe leiden dat we ineens aan de verkeerde kant staan van een sociale verschuiving. Dus zijn we voortdurend op onze hoede, sociaal gezien, en verzamelen onophoudelijk informatie via onze eigen sociale interacties en de interacties die we waarnemen om ons heen om te meten hoe veilig en zeker we zijn binnen de groepen waar we ons mee identificeren.
Dit is waarom we roddelen en zo graag over andere mensen praten als ze er niet bij zijn; dit is waarom we zo graag met onze vrienden afstemmen over wie ‘in’ is en wie ‘uit’. Dit ligt ten grondslag aan de verslavende werking van het krijgen van ‘likes’ op Facebook en het plaatsen van selfies en plaatjes van ons ontbijt op Instagram of Snapchat. We testen voortdurend of we nog wel horen bij de ‘in’ groep, of we ons nog wel veilig binnen de grenzen bevinden van wat onze groep interessant, aantrekkelijk of op z’n minst aanvaardbaar vindt.
Maar het is niet voldoende om te weten of we nog acceptabel en geaccepteerd zijn, we moeten ook voortdurend de verschuivende stemmingen en voorkeuren van de groepen waar we mee omgaan en de mensen waar we van afhankelijk zijn kunnen zien aankomen en anticiperen. Om er zeker van te zijn dat we deel blijven uitmaken van ons sociale vangnet moeten we van moment tot moment weten wat er van ons verwacht wordt. We moeten weten hoe andere mensen ons zien en hoe ze verwachten dat wij ons zullen gedragen. We moeten de subtiele signalen begrijpen die onze mede-groepsleden uitzenden om aan te geven dat ze deel zijn van dezelfde groep. En dat moeten we in genoeg detail en diepgang opvangen en begrijpen om ons in staat te stellen te voldoen aan het beeld dat andere mensen van ons hebben, zodat we ze niet verrassen of teleurstellen, omdat ze ons dan wellicht zouden verstoten en ons geïsoleerd en alleen achterlaten.
Deze behoefte om te voldoen aan hoe andere mensen ons zien is de basis van de mach van de verwachting.
Omdat door anderen geaccepteerd worden zo nauw verweven is met onze diepste overlevingsinstincten bestuderen we allemaal voortdurend de mensen om ons heen – vooral de mensen die belangrijk voor ons zijn – om uit te vinden hoe zij verwachten dat wij ons zullen gedragen, om ons vervolgens te modelleren naar die verwachtingen om ze niet teleur te stellen. En zo dragen wij allen de maskers die anderen ons graag zien dragen zodat we geen kanten van onszelf hoeven te laten zien die hen van ons af zou kunnen doen keren.
Wederzijdse verwachtingen: als ik aardig ben tegen jou, ben jij aardig tegen mij (c) Bard Papegaaij
Dit is meestal geen bewust proces, tenminste voor de meesten van ons. Wij passen bijna allemaal constant en naadloos onze publieke personas aan aan de verwachtingen van de mensen waar we mee omgaan, zonder daar bij na te denken, zonder er zelfs maar bewust van te zijn. Het is een bijna volledig automatisch proces dat altijd aanstaat en op subtiele (of minder subtiele) wijze ons gedrag bijstelt zodat het precies past bij het mentale model dat andere mensen hebben van wie wij zijn.
We moeten dit niet zien als bedrog. De personas die we in onze sociale interacties aannemen zijn niet bedoeld om andere mensen te misleiden of te bespelen. Het is eigenlijk precies andersom: die personas – de versies van ons die andere mensen verwachten te zien wanneer ze met ons omgaan bespelen ons op een vrij fundamentele wijze. Ze bepalen niet alleen ons gedrag, ze beïnvloeden ook onze waarnemingen en gedachten. Onze sociale maskers beïnvloeden onze emotionele reacties en mentale modellen. Ze laten ons denken en voelen zoals het personage voelt dat we hebben aangenomen, zodat we waarnemen wat dat personage zou waarnemen en negeren wat dat personage liever niet zou zien. Experimenten hebben aangetoond dat onder druk van de groep individuen onbewust hun eigen opvattingen over de waarheid veranderen om niet uit de toon te vallen met de mensen om hen heen. In andere woorden: we neigen te worden wat andere mensen ons verwachten te zijn.
Betekent dit dat we machteloos zijn in de aanwezigheid van anderen? Zijn we eenvoudigweg gedoemd om variaties van onszelf te spelen bepaald door de hoe andere mensen ons zien? Zijn we in werkelijkheid dan slechts toneelspelers op het toneel van onze medemensen, gedwongen om de rollen te spelen die zij aan ons toewijzen, hulpeloos de teksten herhalend die zij van ons willen horen?
Niet persé! Er is een manier om de macht van de verwachtingen in ons eigen voordeel te gebruiken en de macht over onze eigen missie in dit leven terug te nemen. Die manier begint met de realisatie dat wat andere mensen van ons verwachten niet een vaststaand gegeven is, maar groeit en evolueert gedurende de tijd dat we met ze omgaan. Verwachtingen zijn niet statisch maar vloeibaar, onderhevig aan verandering en beïnvloed door vele factoren, soms direct door ons te bepalen of tenminste sterk te sturen in de richting van onze eigen doelen en intenties. Beginnend met de eerste indruk die mensen van ons hebben – die zich doorgaans al begint te vormen voor ze ons ontmoeten, gebaseerd op geruchten, roddels, en andere informatie die publiekelijk over ons beschikbaar is – tot de veel meer gedetailleerde en dieper ingebedde mentale modellen die ze opbouwen als ze ons vaker zien en ons in meer detail kunnen observeren: wat andere mensen van ons verwachten wordt gedeeltelijk door henzelf bepaald, maar tevens gedeeltelijk gevormd door hoe wij ons naar hen toe presenteren.
Als we ons niet bewust zijn van dit verwachtingsmechanisme kan het makkelijk een zelf-bevestigende vicieuze cirkel worden: wat mensen van ons verwachten zorgt dat wij ons gedragen in overeenstemming met die verwachtingen, wat bevestigd wat zij al verwachtten en hun mentale model van ons versterkt, waardoor het nog moeilijker wordt voor ons om daar niet aan te voldoen. Als we niet opletten kunnen we terechtkomen in een voortdurende dans van verwachtingen en voorspelbare reacties en steeds meer een fictieve versie van onszelf spelen, in plaats van onze ware aard te tonen en ons authentiek te gedragen. Hoe langer we dit doen, hoe meer ‘gedomesticeerd’ we raken: we vergeten zelfs dat we een authentieke zelf hebben, en zouden ons verloren en hulpeloos voelen als de verwachtingen waar we ons door laten sturen ineens zouden verdwijnen.
Als we ons wel bewust zijn, en de druk begrijpen die verwachtingen op ons uitoefenen, kunnen we die macht inzetten in ons eigen voordeel.
Om dit te kunnen doen moeten we allereerst onze eigen verwachtingen ten opzichte van onszelf duidelijk definiëren en helder voor ogen hebben, iedere keer dat we met andere mensen omgaan. In plaats van de versie te accepteren die andere mensen van ons willen zien moeten we werken aan een authentieke versie: de fictie die het dichtste ligt bij wie wij zelf willen zijn, en hoe we gezien willen worden. We moeten iedere ontmoeting met andere mensen zien als een kans om ze die authentieke versie te tonen, en ons voorbereiden om die versie van ons zo consistent en overtuigend uit te beelden in onze woorden en daden dat de mensen waar we mee omgaan niet anders kunnen dan hun verwachtingen en mentale modellen van ons aanpassen aan wat wij ze laten zien. Het klinkt misschien paradoxaal, maar om de krachten die ons wegduwen van onze authentieke zelf moeten we ons bewust oefenen in het authentiek zijn en dat net zolang repeteren tot we het spontaan kunnen doen. Dit is de ultieme vorm van ‘method acting’: de rol spelen van wie je wilt zijn tot je het niet langer meer speelt, maar bent.
De rol van wie je werkelijk bent of wilt zijn goed spelen is vooral belangrijk in de eerste directe ontmoeting met iemand. Zoals gezegd, de meeste mensen hebben al verwachtingen over ons gedrag voor ze ons ontmoeten, gebaseerd op publiekelijk beschikbare informatie, maar in de meeste gevallen is dat mentale model vrij oppervlakkig en onder voorbehoud. Door ze in die eerste cruciale momenten van die eerste ontmoeting duidelijk, consistent en overtuigend gedrag te laten zien hebben we een redelijke kans hun verdere verwachtingen van ons dicht aan te laten sluiten bij hoe wij willen dat ze ons zien. En als die verwachtingen eenmaal verankerd zijn kunnen we onszelf zijn zonder verder te hoeven vechten tegen ongewenste verwachtingen, simpelweg door datgene te doen wat toch al van ons verwacht wordt. Dit werkt in ieders voordeel: wij hoeven ons niet te verzetten tegen onwelkome verwachtingen, en zij voelen zich veel meer op hun gemak in ons gezelschap omdat we ons steeds gedragen zoals zij van ons verwachten.
Dat is, in een notendop, de macht van verwachtingen: ze direct aan het begin van onze interacties met mensen op de juiste manier verankeren en vervolgens zorgvuldig onderhouden zorgt ervoor dat wat mensen van ons verwachten en wat wij willen dat ze van ons verwachten op een lijn liggen, waarmee die verwachtingen een krachtige ondersteuning worden om ons verder te helpen op onze weg en om ons het leven te laten leven waar wij zelf voor kiezen. Laten we echter die verwachtingen over aan het toeval en de omstandigheden en negeren we ze in hoe we ons gedragen in het gezelschap van mensen die belangrijk voor ons zijn, dan kan diezelfde macht ons tegenwerken en proberen ons terug te duwen in het verhaal dat andere mensen voor ons bedenken, in plaats van ons eigen verhaal te kunnen volgen en beleven.
Het is niet moeilijk om ons machteloos te voelen in deze grote en complexe wereld. We zijn tenslotte maar kleine individuen in een zee van miljoenen mensen. Hoe zouden wij ooit kunnen denken enige invloed te kunnen hebben? En dus laten we ons min of meer meeslepen met de stromingen in de wereld om ons heen, zonder echt stil te staan bij waar dit ons heenleidt. We voelen ons verloren in een wildwaterstroom van vluchtige gebeurtenissen en willekeurige momenten en mogen blij zijn dat we nog net ons hoofd boven water kunnen houden. En zelfs als we ons gelukkig prijzen in leven te zijn blijft er nog het constant knagende gevoel dat er meer zou moeten zijn in het leven; dat deze slopende strijd om te overleven niet alles kan zijn waar het leven om gaat. Zelfs als we relatief succesvol zijn en ons naar de top gewerkt hebben, als al wat we doen het nog even uitstellen is van het onvermijdelijke einde laat dat ons achter met een diepgevoelde onrust en gebrek aan vervulling.
Het hoeft niet zo te zijn. We hoeven ons niet machteloos, stuurloos en leeg te voelen. Zelfs als we door het woeste water van het leven heen en weer gegooid en onweerstaanbaar voortgetrokken worden kunnen we keuzes maken. Meer keuzes dan we ons kunnen voorstellen. De levensstroom is complex of zelfs chaotisch, en dat betekent dat er vele momenten zijn waarop verschillende mogelijke toekomsten zich afsplitsen van de hoofdstroom; momenten waarop zelfs een minieme verandering van richting ons heel ergens anders kan doen uitkomen. Het zijn die momenten van divergentie – de plaatsen waar die ene stroom er twee of meer wordt – waarin onze momenten van keuze liggen. Waar het heden vele toekomsten heeft is het onze daad van kiezen – bewust en doelgericht kiezen – waar wij zelf het verschil kunnen maken. Keuze is de macht de ieder van ons heeft over de oneindige complexiteit waar we allemaal aan meedoen.
Die macht doelgericht toepassen: dat geeft ons leven vervulling. Ervaren hoe wij zelf een andere toekomst teweegbrengen dan degene waartoe we leken voorbestemd, dat geeft ons het gevoel dat we verschil maken. Onze keuzes doelbewust maken, met voorbedachte rade en zo doordacht mogelijk – zelfs als we ten volle beseffen dat we maar een beperkt deel kunnen weten en zien van waar die keuzes ons toe leiden – dat is wat ons een gevoel van richting geeft.
Om daartoe in staat te zijn moeten we drie dingen oefenen: bewustzijn, een gevoel van richting, en de kracht voelen van een doel in ons leven hebben. Met die krachten voldoende ontwikkeld kunnen we onze keuzes doelgericht maken en wordt elke keuze, hoe klein en schijnbaar onbelangrijk ook, een steentje in het pad dat ons voorwaarts leidt naar een toekomst de we zelf creëren. Bewuste, weloverwogen, doelgerichte keuzes geven ons de macht om de woeste rivier van het leven te bevaren en haar snelheid en kracht in ons eigen voordeel te gebruiken. Bewuste keuzes veranderen ons van een hulpeloze drenkeling die zich wanhopig vastklampt aan stukken wrakhout en laatste strohalmen in de stuurman van ons eigen lot – werkend met de rivier in plaats van ertegen vechtend, haar wildheid en verrassende wendingen accepterend als geschenken en nieuwe mogelijkheden.
Gebruiken wij de rivier of de rivier ons?
Voor het maken van zulke keuzes hebben we een raamwerk nodig: iets dat ons helpt onze keuzes te af te wegen zodat we de opties kunnen kiezen die ons het meest waarschijnlijk verder zullen brengen op het pad dat we besluiten te lopen. We hebben een geloofssysteem nodig met waardes, doelen en prioriteiten. Onze opvoeding bood ons vele van zulke geloofssystemen: de culturele raamwerken van onze families, leeftijdgenoten, collega’s, leraren en leraressen, bazen, politieke en religieuze leiders, …. Maar als we passief accepteren wat al die anderen ons aanbieden – zonder vragen te stellen en duidelijkheid te eisen – worden onze keuzes hun keuzes, toegepast op ons leven en worden we gestuurd en geleefd waar anderen ons willen hebben.
Om onze keuzes echt eigen te maken moeten we eerst op reis gaan; een reis naar binnen, naar onze eigen gevoelens, emoties, traumas, gewoontes, … Dit is een reis van verkenning, onderscheid, aanpassing, en focus. Maak deze reis met goed gevolg en we komen ervan terug met een geloofssysteem dat nu echt van onszelf is. Het past nu bij ons temperament, als een perfect passend maatpak, en bovenal geeft het ons een gevoel van stroming en synchroniciteit wanneer we kiezen en handelen in harmonie met dit eigen geloofssysteem, en we zien hoe de wereld zich daarnaar plooit.
Wanneer we dat momentum vinden en onze keuzes gebruiken om ons voort te stuwen op onze eigen stroming, dat is wanneer we de auteurs worden van ons eigen levensverhaal. Dat is wanneer we kunnen zeggen: “Dit is mijn verhaal – Ik schreef dit, en dit is wat ik leef.”
Ik heb de laatste tijd nogal veel boze debatten online gezien over het idee van ‘culturele toe-eigening’. Blijkbaar worden mensen die opgroeiden in een bepaalde cultuur boos als mensen van buiten die cultuur hun symbolen, voorwerpen, kleding en rituelen in het openbaar gebruiken – ze hebben daar als buitenstaanders het recht niet toe; ze zijn tenslotte geen deel van de cultuur waar ze mee te koop lopen. Maar kunnen mensen werkelijk het eigenaarschap opeisen van een cultuur?
We zijn allemaal in een bepaalde cultuur opgegroeid. Als mens is onze ‘natuurlijke’ omgeving – de omgeving waar onze evolutie ons aan heeft aangepast – de cultuur van de mensen waar we door grootgebracht en opgevoed worden. Hoewel het misschien voelt alsof we voor onze eigen cultuur geboren zijn is er nooit een genetische aanleg gevonden voor één bepaalde cultuur. Elke pasgeborene, van waar ook ter wereld, kan – als het direct geplaatst wordt in andere cultuur dan die van zijn of haar biologische ouders – opgroeien en net zo volledig integreren in die andere cultuur als de rest van de kinderen in zijn of haar gemeenschap. In andere woorden: cultuur is verkregen: aangeleerd en geabsorbeerd door de voortdurende blootstelling aan de opvattingen, aannames en gewoontes van de mensen om ons heen.
Dit betekent ook dat cultuur gedeeld is: zonder andere mensen zou er geen cultuur bestaan waar we deel van kunnen uitmaken. En cultuur is ook diffuus: hoewel er wellicht heel vroeger culturen hebben bestaan in perfecte isolatie, staat tegenwoordig zo goed als de hele mensheid met andere culturen in verbinding en worden elementen van die andere culturen doorlopend geabsorbeerd; door verhalen, regelmatig contact, onder druk van het moeten kunnen samenwerken, of meer direct door migraties en huwelijken en andere manieren waarop mensen min of meer permanent deel gaan uitmaken van een andere cultuur dan die waarin ze opgroeiden.
Mensen hebben waarschijnlijk ook altijd gereisd, en in die reizen hebben we ons moeten leren aanpassen aan zeer uiteenlopende omstandigheden. Ons vermogen om cultuur te creëren was cruciaal in dit proces: cultuur stelt ons in staat om van elkaars ervaringen te leren en versneld vaardigheden te delen, te verfijnen en te verspreiden over groepen en gemeenschappen. Met dat voortdurende reizen en handel drijven leidde het culturele leerproces ook onvermijdelijk tot een voortdurende uitwisseling van ideeën, ‘memes’, overtuigingen, gewoontes en gedragingen.
Kan je dus eigenlijk wel zeggen dat één bepaalde cultuur het eigendom is van één bepaalde groep? Of is cultuur van nature een bron van menselijk aanpassingsvermogen en gedeelde kennis, bedoeld voor en van potentiële waarde voor iedereen die oprecht geïnteresseerd is in de wijsheid die iedere cultuur te bieden heeft?
Ik zou dat graag zo zien. Maar ik begrijp ook dat de manier waarop cultuur en identiteit met elkaar verweven zijn een emotionele reactie kan oproepen in mensen.
De geschiedenis kent zat voorbeelden van volkeren die werden overwonnen en verpletterd door andere culturen. Vaak hadden de overwonnenen weinig keus: ofwel zich aanpassen aan de nieuwe overheersers en opgaan in de nieuwe cultuur, of met geweld worden uitgeroeid. Cultureel gezien is het effect vrijwel hetzelfde: pas je lang genoeg aan en er blijft op den duur niet genoeg eigen cultuur over om de overwonnenen te onderscheiden van de overwinnaars. De mensen leven voort, maar hun cultuur is overleden.
Ik denk dat de pijn en boosheid over de toe-eigening van culturele elementen door anderen in feite de pijn en boosheid is van mensen die bang zijn – terecht of niet – dat ze aan de verliezende kant staan van een cultureel assimilatieproces. We kunnen moeilijk ontkennen dat de globalisatie die West Europa in de afgelopen 600 jaar op de wereld heeft losgelaten niet bepaald in het voordeel heeft gewerkt van de meeste (zo niet alle) niet-Europese culturen die onder het juk kwamen van de koloniserende machten. Lokale culturen werden als primitief gezien en minderwaardig, en ofwel met geweld onderdrukt ofwel systematisch belachelijk gemaakt, gemarginaliseerd en ontmoedigd. Tegelijkertijd werden kunstvoorwerpen, symbolen, ideeën, mode, en zelfs gewoontes en gedragingen schaamteloos overgenomen, verdraaid en geparodieerd en vervolgens opgenomen in de overheersende cultuur alsof die het allemaal zelf had uitgevonden en geschapen. Ik kan de woede en frustratie van die onderdrukte en vertrapte volkeren volledig begrijpen: het moet zeer moeilijk zijn om niet alleen je autonomie, waardigheid en levensstandaard afgenomen te zien worden, maar dan ook nog eens te moeten toezien hoe de essentie van je culturele identiteit, je levensdoelen en diepere zingeving publiekelijk tentoongesteld worden, gekopieerd en overgenomen door mensen die niet eens proberen de diepere betekenis te begrijpen van wat ze zich zo achteloos toe-eigenen.
I begrijp dat volkomen. En ik zal de laatste zijn die mensen zulke boosheid en frustratie wil aandoen. Ik heb het grote geluk om geboren te zijn aan de bevoorrechte kant van de menselijke scheidslijnen – als Europeaan, blank, opgeleid en (relatief) rijk. En ik erken dat veel van mijn privileges geschapen zijn door middel van de moedwillige en systematische vernietiging en diefstal van de welvaart van andere volkeren door de voorgaande generaties van de samenleving waar ik, van geboorte, deel van ben. Dus wil ik daar niet nog een schep bovenop gooien door te gaan graven in het culturele erfgoed van andere volkeren alleen om schaamteloos te nemen wat ik zelf interessant of nutting vind. Dat lijkt me tamelijk respectloos en dus verkeerd.
Maar ik ben tevens al een leven lang op zoek naar wijsheid en verlichting. Ik weet dat er fundamentele wijsheid gevonden kan worden in de vele culturen van deze wereld: diepe, levens-veranderende, door de eeuwen heen bewezen wijsheid in vele verschijningen. En ik wil zo graag over deze wijsheid leren, het proberen te begrijpen en haar diepgang doorvorsen, en van deze wijsheid leren hoe ik een beter mens kan worden. Dat is alles waar ik om vraag. Of is dat ook ongepast?
Ik heb een suggestie die misschien kan helpen het perspectief te veranderen van mensen die geneigd zijn de essentie van hun culturele erfgoed te beschermen tegen buitenstaanders. Misschien is het mogelijk om de eigen innerlijke beleving van een cultuur – hoe het voelt om het te leven, te gebruiken, de regels te volgen en bij te dragen aan het voortbestaan ervan – te scheiden van hoe buitenstaanders het zien en beleven. Misschien is het mogelijk om te zien dat het delen van een cultuur met anderen niet betekent dat je die cultuur zelf kwijtraakt of van waarde ontdoet. Zelfs als die anderen jouw cultuur volledig verkeerd begrijpen en op onbedoelde wijze toepassen vermindert dat niet de wijsheid van jouw cultuur en haar waarde voor jou en jouw gemeenschap. Dat kan nooit worden weggenomen. Die innerlijke beleving is onlosmakelijk verbonden met wie je bent. Dat is jouw geboorterecht.
En is nog een groter en meer hoopgevend perspectief. Er zijn ook voorbeelden in de geschiedenis van veroverende culturen die zoveel absorbeerden van de culturen die ze veroverden dat ze nauwelijks nog dezelfde cultuur leken te zijn als voor hun overwinningen. De Mongolen werden Chinees in China, Muslim in Persie en ontegenzeggelijk Indisch in India. Zolang er genoeg mensen zijn die hun culturele tradities voortzetten en hun culture wijsheid doorgeven kan het culture assimilatieproces beide kanten opgaan en resulteren in een geheel nieuwe cultuur die door de oorspronkelijke veroveraars amper zou worden herkend.
We zijn net terug van een studiereis door Egypte om de millennia oude ruïnes te bekijken die daar overal te vinden zijn. Daar vond ik twee mooie voorbeelden van veroveraars die bijna volledig opgingen in de cultuur die ze veroverden. De Nubiërs ten Zuiden van Egypte namen de macht over maar ook zoveel van de Egyptische gewoontes, religie en tradities dat ze bijna nog Egyptischer werden dan de Egyptenaren die ze veroverden. En de Ptolemy dynastie, de afstammelingen van een van de generaals van Alexander de grote, met als laatste Farao de nog steeds wereldberoemde Cleopatra, zagen zichzelf dan wel als Grieks maar ook zij namen zoveel antiek-Egyptische overtuigingen, geloofssystemen en tradities over dat voor ons moderne bezoekers het vrijwel onmogelijk is om hun Griekse identiteit waar te nemen; voor ons zien ze er veel meer uit als Egyptenaren dan als Grieken.
Hoe Grieks is deze Egyptische tempel?
Dus voor je je vastbijt in het idee dat jouw culturele erfgoed van jou is, en alleen van jou, en uit de handen gehouden moeten worden van diegenen die het zich willen toe-eigenen zonder daar recht toe te hebben, denk eerst hieraan: misschien verminder je de waarde van jezelf en je eigen cultuur niet door haar wijsheid te delen met buitenstaanders, maar vermeerder je haar juist door haar te verspreiden en haar invloed te vergroten. Misschien, door elementen van wat jouw voorouders door de eeuwen heen geleerd hebben het vaak oppervlakkige en kortzichtige gedachtengoed van je onderdrukkers te laten infiltreren, verander je daarmee die onderdrukkers, langzaam, onmerkbaar maar onstuitbaar, tot ze een geheel ander volk geworden zijn. Misschien kan dit je wraak zijn jegens diegenen die jouw volk zo meedogenloos veroverden en zo wreed onderdrukten: dat hun eigen nakomelingen, hun achter-achterkleinkinderen, totaal anders worden dan hun voorouders, tot ze niet eens meer met hen vergeleken willen worden. Zou dat niet de ultieme overwinning zijn? Zij die dachten jouw cultuur met bruut geweld te kunnen overwinnen en vernietigen worden in plaats daarvan overwonnen en uitgewist door jouw geduldige en voortdurende verrijking van hun cultuur met de wijsheid die zij zo schromelijk tekort kwamen, totdat zij – en niet jij – niet veel meer zijn dan een kleine en betreurenswaardige voetnoot in de toekomstige wereldgeschiedenis.
Het lijkt een onvermijdelijke waarheid dat wij gedefinieerd worden door waar we vandaan komen: ons land, onze stad, onze religie, onze opvoeding, onze cultuur… Zoveel krachten vormen en beperken ons, kneden en bewerken ons, verfijnen en versterken ons, dat ik me soms afvraag of er iemand is die kan zeggen dat ze werkelijk zichzelf zijn: echt hun eigen individuele zelf, in plaats van een mengelmoes van alles dat ons met de paplepel werd ingegeven vanaf het moment dat we geboren werden. Misschien is wat we ons ‘zelf’ noemen niet meer dan het zichtbare bijproduct van gedachten, overtuigingen, en gedragingen die drijven op het koor van stemmen uit ons verleden – niet iets dat we kunnen claimen als ons eigen, maar iets dat ons claimt voor zichzelf en haar gevoel van identiteit. “Je bent wat wij van je gemaakt hebben” lijken de stemmen uit het verleden te zeggen, “je kan je culturele erfgoed niet ontsnappen.”
En daarin schuilt voor mij een dilemma, een worsteling die steeds meer naar de voorgrond treedt naarmate ik me geroepen voel om mijn eigen stem te vinden; een stem die authentiek voelt; een stem waar ik trouw aan kan zijn omdat het voelt als de stem die ik zou kiezen als ik vanaf het begin mijn eigen identiteit had kunnen scheppen. Ik zoek al jaren naar die ene ware stem van binnen door systematisch alle invloeden te isoleren die ik met zekerheid kon aanwijzen als komend van buiten mijzelf, die te bestuderen, en te besluiten welk deel van die invloeden ik me toe aangetrokken voelde, of juist geen deel meer van wilde zijn. Mijn hoop is altijd geweest dat door het verwijderen van alles waar ik me bezwaard door voelde, alles dat niet volledig juist en passend voelde, ik uiteindelijk die delen zou overhouden die mij compleet juist en eigen voelden: mijn eigen ware en authentieke stem.
Maar is dat wel mogelijk? Zijn de voorkeuren die mij leiden in het kiezen van wat ‘waar’ voelt net zo goed een product van al die stemmen uit het verleden als de stemmen waar ik uit probeer te kiezen. Kan ik mijn keuzes wel als mijn eigen keuzes beschouwen?
En waarom zou ik me daar druk over maken?
Wat is er mis met het loslaten van dat ongrijpbare ‘ware’ zelf waar ik naar zoek en gewoon de zelf accepteren die is me is meegegeven? Wat is er mis met een product zijn van mijn verleden, mijn opvoeding, mijn cultuur, en mijn geschiedenis? Waarom zou ik niet gewoon tevreden zijn met de verzamelde wijsheid en ervaring van alle generaties die voor mij kwamen; de ontelbare mannen en vrouwen die leefden, worstelden, en stierven zodat ik op een dag geboren kon worden en zijn wie ik nu ben? Ben ik niet ondankbaar en zelfzuchtig door het anders te willen?
Dat is mogelijk. Misschien zit er waarde in het gewoon accepteren van de wijsheid van het verleden en het collectieve geheugen van mijn voorouders en de cultuur waarin ik ben opgegroeid. Misschien kan ik beter mijn obsessie met een individu zijn loslaten, mijn ego accepteren voor wat het is, en meegaan met de stroom van mijn sociale omgeving.
Maar … en daarin zit voor mij de worsteling … mijn culturele erfgoed is een mengelmoes van grote daden en vreselijke misdaden, helden en schurken, wijzen en dwazen, verdiensten en kwaadaardigheid, hebzucht en gulheid, engelen en demonen, alles dooreen geweven tot een ingewikkeld tapijt van tegenstellingen, onverenigbare aannames en twijfelachtige zekerheden die ik zie als ik naar ‘mijn’ cultuur kijk.
Symbool van grootsheid en genialiteit, of van wreedheid en onderdrukking? Of misschien van allebei?
Wordt ik dan geacht gedachtenloos alles van dit erfgoed te accepteren? Moet ik de vreselijk daden van de schurken uit onze geschiedenis toejuichen en ze helden noemen omdat dat is hoe ze gezien werden door geschiedschrijvers uit vroeger tijden? Moet ik onvoorwaardelijk trots zijn op mij land’s vroegere prestaties en verzamelde welvaart, ook als ik weet dat deze prestaties ongekend en amper voorstelbaar leed hebben veroorzaakt aan miljoenen arme zielen die de pech hadden aan de verkeerde kant van de geschiedenis geboren te worden? Wordt ik geacht mijn cultuur’s zelfingenomenheid en zelfverheerlijking over te nemen, ook als een snelle blik op de feiten laat zien dat er evenveel fout is als goed aan onze waarden en gebruiken, evenveel gestolen en toegeëigend als werkelijk zelf voortgebracht door onze eigen voorouders?
Ik denk het niet.
Ik denk dat het volmaakt redelijk is dat een individu kijkt naar zijn of haar cultuur en geschiedenis, dat mengsel van goed en slecht kritisch onderzoekt, en dan persoonlijke keuzes maakt over wat te behouden en waar afstand van te nemen. Dat zou niet alleen moeten worden toegestaan, het zou actief moeten worden aangemoedigd, zodat onze cultuur kan leren zichzelf te verbeteren door de bewuste keuzes die haar leden maken geleid door hun geweten.
Maar zo werkt het niet helemaal. Toch?
In werkelijkheid worden leden van een cultuur (of dat een team is, een bedrijf, gebied, land, etnische groep, of zelfs een werelddeel), zodra ze openlijk kanttekeningen durven te plaatsen bij de historische daden en impliciet aangenomen superioriteit van die cultuur, onvermijdelijk geconfronteerd met felle tegenstand van hun mede cultuurgenoten. Simpelweg door niet blindelings alles te accepteren wat hun cultuur bevat, lijkt het, plaatsen zij zichzelf zo niet geheel buiten dan toch zeker aan de buitenrand van die cultuur. En vanaf die rand is het maar een kleine stap om geheel te worden uitgestoten en verbannen. Blijkbaar hebben wij – als soort – zoveel behoefte aan een collectieve identiteit waar we ons deel van kunnen voelen dat zelfs de simpele daad van vragen stellen over iets dat met die identiteit te maken heeft al aanvoelt als een aanval op ons leven. Om onze collectieve identiteit te beschermen moet de twijfelaar tot buitenstaander gemaakt worden, en vervolgens verontmenselijkt, tot “de ander” gemaakt, gekleineerd, en duidelijk gemaakt worden dat ze het niet verdienen deel te zijn van de culturele identiteit die ons sterk, veilig en bijzonder doet voelen.
Ik denk dat ik die instinctieve reactie die dit felle defensieve gedrag aanstuurt wel begrijp. En ik wil ook mensen niet onnodig tegen me in het harnas jagen of er de oorzaak van zijn dat ze zich minder veilig en minder bijzonder voelen. En ik wil ook oprecht de goede dingen die mijn culturele erfgoed te bieden heeft bewonderen; de heroïsche daden uit het verleden erkennen, de offers die onze voorouders brachten, de overwinningen, en de pure wilskracht en vastberadenheid om te overleven en de floreren. Ik wil leren van en leunen op de wijze en heilige mannen en vrouwen die hun cultuur boven het puur materiële en dagelijkse uittilden en ons wetenschap, filosofie, spiritualiteit en moraliteit brachten.
Maar het schijnt dat men de zegeningen van zijn verleden niet kan ontvangen zonder ook haar smetten aan te nemen. Als ik moet geloven wat er in de culturele debatten om me heen beweerd wordt, kan je – cultureel gezien – niet selecteren en kiezen. Je bent met ons of tegen ons. Elke poging tot onderscheidingsvermogen, tot het stellen van vragen, tot het wijzen op de duistere kanten van onze cultuur maakt automatisch ons lidmaatschap van die cultuur ongeldig. Door mijn pogingen selectief te zijn heb ik blijkbaar het recht verloren op een plaats binnen in die cirkel.
Ik ben ook een mens. Ik wil net zo goed trots zijn op alle krachten die me gevormd hebben en me gebracht hebben waar ik nu ben. Ik will ook dankbaarheid en respect tonen jegens de ontelbare generaties die leefden, leden, en stierven zodat ik mijn moment onder de zon kan beleven. Maar ik kan dat niet onvoorwaardelijk en ik kan niet stomweg de duisternis die er ook is negeren. En dus worstel ik met mijn culturele erfgoed: er deel van willen zijn, ervan leren en voordeel van hebben, maar blijkbaar door die cultuur zelf gedoemd te zijn er buiten te staan omdat ik het lef heb er kritische kanttekeningen bij te plaatsen.
Maar als er een ding is dat ik zeker weet is dat ik nooit zal stoppen met vragen stellen.
Wij zijn als mensen nogal trots op ons zelf-bewustzijn: op ons vermogen onze eigen gedachten en acties gade te slaan alsof we er van buitenaf naar kijken; op de wijze waarop wij die waarnemingen in taal en abstracte concepten kunnen uitdrukken die we vervolgens kunnen manipuleren, verwoorden, en delen. Wij beschouwen dit als typisch menselijke vaardigheden, en een van de dingen die ons anders maakt dan andere diersoorten. Maar maakt het feit dat ons soort zelf-bewustzijn uniek is het ook automatisch iets dat goed voor ons is?
Hoe zou het geweest zijn om te leven als een net niet menselijke hominide? Nog niet in staat om te spreken; om complexe abstracte gedachten en ideeën met soortgenoten te delen; om de band met elkaar te versterken door verhalen te vertellen en te luisteren naar de verhalen van anderen; om ver voorbij de nabije toekomst te kunnen plannen en zich dingen voor te stellen die niet bestaan maar zo echt lijken dat je ze in afbeeldingen tot leven kan laten komen op wanden, vloeren en plafonds van grotten en heilige plaatsen?
Er moet een periode zijn geweest waarin onze voorouders de eerste aarzelende versies van de eigenschappen ontwikkelden die we nu als fundamenteel menselijk beschouwen, maar nog niet ver genoeg ontwikkeld om de stap te maken van zeer slim dier naar beginnend mens. Er moet een ontluikend bewustzijn in die vroege hersenen geweest zijn dat zich uitstrekte voorbij het nabije naar het verre: ver in tijd, in plaats, in abstractie, in werkelijkheid. Een moment waarop een individu niet slechts iets waarnam buiten haarzelf en erop reageerde, maar haarzelf kon observeren tijdens het waarnemen, en zich bewust werd van haarzelf als de waarneemster, naast en buiten datgene wat er werd waargenomen.
Stel je die overgang voor: het ene moment is slechts één wereld, waargenomen door maar niet apart van de waarnemer, de werkelijkheid ervaren als een verlengde van een zelf dat daar binnenin beweegt maar er niet buiten staat; het volgende moment splitst de werkelijkheid zich in tweeën, in de waarnemer en wat wordt waargenomen, en zijn er ineens twee dingen in de wereld, gerelateerd maar niet hetzelfde, onafscheidelijk verbonden maar niet een eenheid. Dat moment waarop de eerste van onze verre voorouders zich afgescheiden voelde van de werkelijkheid waar ze even daarvoor nog een deel van was moet een angstwekkend en eenzaam moment geweest zijn. Niet alleen vond ze zichzelf afgescheiden, ze moet ook niemand anders gehad hebben, aangezien ze de eerste was die die grens overschreed, om haar ervaringen mee te delen; en niemand die haar kon troosten en zeggen dat het allemaal goed zou komen.
Ik vraag me af of die eerste momenten van zelf-bewustzijn kwamen en gingen als de eerste aarzelende vlammetjes in een beginnende bosbrand – kleine vonkjes van bewustwording, maar kort en vluchtig, bijna direct weer weggedrukt in het onderbewuste – of dat het zelf-bewustzijn, toen die deur eenmaal openging, binnen kwam stromen als een vloedgolf tijdens een overstroming nadat de dijk het begaf onder de druk van het stijgende water. Maar hoe langzaam of snel het ook verscheen, zelf-bewustzijn werd uiteindelijk een vaste eigenschap van onze vroege voorouders en werd daarmee de bron van onze grootste prestaties, maar ook van ons diepste lijden.
Zelf-bewustzijn creëert afscheiding, en afscheiding creëert angst en verlangen. Het doet een angst ontstaan voor een wereld die apart is van onszelf en niet vertrouwd kan worden zich niet tegen ons te zullen keren. Angst dat een wereld die separaat van ons is ons wellicht niet nodig heeft, en zelfstandig voort kan gaan, een toekomst tegemoet waar wij geen deel van zijn. Omdat die wereld niet één is met ons kan, en zal, zij ons op een dag vernietigen. Tegelijkertijd creëert ons zelf-bewustzijn een verlangen on onze wil op te leggen aan die wereld die niet onszelf is. Verlangen om te scheppen, vorm te geven en te vernietigen, om onszelf te laten zien dat we macht hebben over de afgescheiden werkelijkheid, over dat ‘iets’ dat zich buiten ons bevindt. Het mag dan niet onszelf zijn, maar we kunnen het wel buigen naar onze verlangens.
Zolang we vast blijven zitten in de dualiteit van ons/niet-ons waar het zelf-bewustzijn ons in verstrikt heeft zullen we slaaf blijven van die constante strijd tussen angst en verlangen. Aan de ene kant zetten we onszelf gedurfde, ambitieuze doelen – uitdagingen die we zelf bepalen, en waarvan verwachten geluk te vinden als het ons lukt die doelen te bereiken; aan de andere kant vrezen we voortdurend dat we vroeger of later zullen falen. We weten, diep van binnen, dat er geen permanente overwinningen zijn, en dat de externe wereld waar we ons van hebben afgescheiden door ons zelf-bewustzijn op een dag terug zal komen om ons op te eisen, om ons te absorberen, en alle sporen uit te wissen dat wij er ooit geweest zijn. Geen van onze glorieuze prestaties zal ons ooit dat definitieve geluk brengen waar we zo naar smachten. Omdat we weten dat we de werkelijkheid niet voor altijd kunnen weg-presteren.
Evolutie moet zelf-bewustzijn hebben aangemoedigd omdat het een fysiek zwakke en kwetsbare diersoort in staat heeft gesteld de wereld over te nemen en te domineren op een manier die geen enkel andere gewervelde diersoort voor elkaar heeft gekregen. Misschien stelde zelf-bewustzijn ons in staat sneller te leren, en flexibeler te zijn in tijden van verandering. Misschien was het de combinatie van zelf-bewustzijn en taal, die ons niet alleen individueel beter liet leren, maar ons ook in staat stelde wat we leerden uit te vergroten tot ver voorbij de eigen stam en over vele generaties. Maar evolutionair succes betekent niet automatisch dat het goed voor ons is, als individuen. Ons DNA geeft niets om onze pijnen. Als het aan ons DNA lag zouden we gewoon doorgaan met lijden, zolang dat ons DNA maar helpt om meer en meer kopieën van zichzelf te maken.
Dus is het wellicht tijd om onszelf een nieuw doel te stellen: om ons te richten op een prestatie die alle andere prestaties zal overtreffen. Misschien is het tijd om datzelfde zelf-bewustzijn dat ons zoveel strijd en lijden brengt te gebruiken om ons boven de door haar veroorzaakte scheiding te tillen. Misschien is dat wel wat verlichting is: de eerste tekenen dat sommigen van ons een bewustzijn ervaren dat verder gaat dan wat wij gewoonlijk ervaren, een bewustzijn dat zich verheft boven de dualiteit die ons zelf-bewustzijn gecreëerd heeft.
Zelf-bewustzijn gebruiken om aan de duisternis die het zelf veroorzaakt te ontsnappen
Misschien zullen onze verre nazaten terugkijken en zich afvragen hoe het geweest moet zijn om een van de eerste individuen te zijn die zo’n ervaring meemaakte. Misschien zullen zij het moeilijk vinden om te begrijpen hoe het voelde om vast te zitten in een pre-verlichting staat van bewustzijn maar toch korte momenten te ervaren van een bewustzijn dat daaraan voorbij gaat.
Wij mensen hebben geen precieze kijk op hoe het verleden werkelijk was en evenmin kunnen wij erg ver voorbij onze eigen tijd de toekomst voorzien. Wanneer wij beweren dat we vooruitgang boeken, aan welk verleden meten wij die vooruitgang dan, en welke toekomst creëeren wij met de verbeteringen die we denken aan te moeten brengen?
Het is moeilijk met enige zekerheid iets over de menselijke geschiedenis van meer dan een paar generaties geleden te zeggen. Mensen hebben altijd gebruik gemaakt van vormen van mondelinge overlevering – zoals ballades, verhalen, mythes, en gedichten – om hun geschiedenis door te geven. Helaas zijn die vormen niet statisch, maar veranderen mee met de veranderingen in de mensen die deze vormen in leven houden. Met het veranderen van onze culturen veranderen ook onze ideeën over onze geschiedenis en veel van de oorspronkelijke inhoud raakt ondergesneeuwd onder lagen van her-interpretatie, vermengd met verhalen geleend van andere culturen waarmee we in aanraking komen, of zelfs compleet vergeten omdat latere generaties de relevantie van de oude verhalen voor hun moderne leven zijn kwijtgeraakt. Met de uitvinding van het schrift werd er weliswaar meer van het originele materiaal vastgelegd en in de oorspronkelijke vorm bewaard, maar dat stopte niet het hervertellen en aanpassen van het culturele verhaal. Dat ging hooguit wat langzamer, en door het schrift kon dat verhaal zich nog verder en dieper verspreiden, maar onze collectieve herinneringen aan ons diepere verleden zijn hierdoor nauwelijks verbeterd. En hoe sneller onze culturen veranderen, hoe sneller onze ware geschiedenis aan ons bewustzijn ontsnapt.
Vanuit een verleden dat we ons niet meer kunnen herinneren….
En dat is jammer.
Door dit voortdurende hervertellen van onze geschiedenis hebben we maar zeer beperkt toegang tot hoe het was om te leven in de tijden die achter ons liggen. We vervangen voortdurend ons werkelijke verleden met een verzonnen versie ervan: een fictieve versie die meer mythisch dan feitelijk is, meer symbolisch dan historisch, meer fantasie dan herinnering. Deze geleidelijke vervanging van onze ware geschiedenis met een fictieve her-interpretatie veroorzaakt een vreemd soort collectieve kortzichtigheid: we verbeelden zowel ons verleden als onze toekomst in versimpelde termen en drastisch verkortte tijdsspannes. Wanneer we dan onze vooruitgang meten, doen we dat tegen een gereduceerd en grotendeels verzonnen verleden, en projecteren het vooruit naar een korte, lineaire toekomst. Wat we daardoor niet zien zijn de geleidelijke, diepe veranderingen die onze huidige situatie tot stand brachten en evenmin zien we hoe korte-termijn, directe acties en oplossingen die situatie op de lange termijn veel slechter zouden kunnen maken, zelfs als het erop lijkt dat we in het hier en nu iets verbeteren . Vanwege ons beperkt bewustzijn van hoe het verleden werkelijk was kunnen we onszelf wijsmaken dat we vooruitgang boeken waar we in werkelijkheid wellicht amper aan het herstellen zijn van de schade die onze vorige ‘vooruitgang’ onze wereld heeft aangedaan, en misschien nog ver achter liggen ten opzichte van de positieve kwaliteiten die het leven in vroegere tijden mooi en zinvol maakten. Maar we kunnen ook de vergissing maken te verlangen naar een verzonnen eenvoudiger en gelukkiger verleden en door ons aan die illusie vast te klampen ware vooruitgang onmogelijk maken, of door een nooit bestaan verleden te proberen te herstellen het ontstaan van een mooiere toekomst belemmeren.
… naar een toekomst die we niet aan zagen komen.
Als we zeker willen zijn dat verbeteringen en oplossingen voor de problemen van vandaag werkelijk vooruitgang betekenen, en niet een voor de hand liggend instant lapmiddel dat de oorzaak zal zijn van nieuwe toekomstige kwalen, moeten we leren het onderscheid te maken tussen werkelijke vooruitgang en tijdelijke opluchting. We moeten vooruitgang leren zien in het perspectief van lange termijn consequenties, en verbeteringen als iets dat alleen gemeten kan worden over langere tijdspannes. We moeten ons verre verleden herontdekken, en daarmee de lessen die we daaruit kunnen leren. We moeten ophouden het verleden te over-simplificeren: ofwel als een aards paradijs dat we zijn kwijtgeraakt door te vervallen in duisternis, geweld, en lijden, en dat alleen maar erger zou worden zonder de macht van wetten, gezag, religie, normen en principes; of als een rauwe, primitieve strijd voor het bestaan waar we ons pas recentelijk aan ontworsteld hebben door de macht van de verlichting, ratio, wetenschap, en technologie. We moeten onder ogen zien dat het verleden hoogstwaarschijnlijk nooit zo eenvoudig en rechtlijnig was, maar veel meer een complexe mengeling van geluk en wanhoop, lijden en zaligheid, vooruitgang en verval, orde en chaos, oorlog en vrede, alles tegelijk en voortgedreven op stromingen en tijdspannes die veel langer en ingewikkelder zijn dan onze eenvoudige verhalen kunnen weergeven.
Laat ons daarom leren zowel ons verre verleden te hervinden als onze verre toekomst te overwegen, beiden tegelijk. Laat ons proberen vooruitgang te meten niet simpelweg als een verbetering ten opzichte van onze huidige problemen, maar als een poging om het beste uit ons verleden samen te brengen met het beste voor onze toekomst. Misschien, als we kunnen leren uit de dwang van ons plaatselijke korte moment te stappen, kunnen we de tijd leren zien als een lange, ononderbroken stroom vanuit het verleden naar de toekomst, even vol met waardevolle ervaringen en kennis als ze vol is met nog onvervuld maar reëel potentieel. Misschien ontdekken we dan hoe we toekomst en verleden bij elkaar kunnen brengen, er een deel van kunnen worden, ermee te dansen, in plaats van ze constant te scheiden en in stukken en brokken te snijden, in onze verwoede pogingen de wereld te dwingen te voldoen aan onze onvolledige en gebrekkige ficties.
Als het onderwerp van hulp bieden aan de minder fortuinlijken en minder bedeelden ter sprake komt is er vrijwel altijd wel iemand die het ‘profiteurs’ probleem ter tafel brengt: dat er mensen zijn die misbruik maken van zulke hulp en er onverdiend van profiteren, ten koste van diegenen die de hulp aanbieden. Ik wil niet ontkennen dat zulke mensen bestaan en dat zij een belemmering vormen voor mensen die oprecht hulp willen bieden aan mensen die dat nodig hebben. Maar is dat werkelijk een reden om zulke hulp dan maar helemaal niet aan te bieden? En misschien is het nog belangrijker om een moment stil te staan bij de vraag of de mensen die misbruik maken van de hulp van mensen die het beter hebben dan zij de enige ‘profiteurs’ zijn in deze vergelijking, en of we ons wel zorgen maken over de juiste profiteurs.
Ik geloof dat de meeste mensen goed willen zijn en goed willen doen. En dat de meeste mensen hulp willen bieden aan mensen in nood. Er is voldoende bewijs dat het helpen van anderen meer is dan alleen een cultureel gebod – een aangeleerd gedrag – maar een veel dieper, haast instinctief gedrag, genetisch in ons geprogrammeerd omdat het goed is voor het overleven van de mens als soort. Toch zien we om ons heen veel mensen in nood, velen die geen hulp krijgen, en veel welgestelden die hun welvaart niet echt vrijelijk delen met anderen. Waarom?
Een van de verklaringen die vaak gegeven wordt is dat het helpen van anderen gegarandeerd leidt tot misbruikt worden. Of de hulp nu komt van individuen of van een collectief (zoals de staat), zo gaat deze redenering, mensen zullen altijd misbruik maken van alles wat ze te makkelijk gegeven wordt, en er onterecht van profiteren, ten koste van de de gulle gevers. Dit wordt ook wel het ‘profiteurs’ probleem genoemd, en gebruikt om te beargumenteren dat we niet zomaar hulp kunnen bieden aan mensen in minder fortuinlijke omstandigheden.
Profiteurs zijn niet te vermijden, wordt er beweerd, en zouden profiteren van de zuurverdiende welvaart van andere mensen, zonder zelf iets bij te dragen of ervoor terug te geven. Het is vanwege deze profiteurs dat we niet van hardwerkende mensen kunnen verwachten dat ze hun welvaart zomaar met iedereen zouden delen: dat zou oneerlijk zijn. In plaats daarvan moeten we zeer voorzichtig zijn met hulp verlenen, en er voor zorgen dat de ontvangers duidelijk voelen dat ze op geen enkele wijze recht hebben op die hulp, zich schuldig zouden moeten voelen dat ze het nodig hebben, en op die manier actief worden ontmoedigd om erom te vragen.
Het droeve feit is dat deze redenering geen onderscheid maakt tussen mensen die gewoon hulp nodig hebben; die in moeilijkheden zitten zonder daar iets aan te kunnen doen; die eenvoudigweg aan het kortste eind trokken in de loterij van het noodlot; en de – naar mijn idee – minderheid die liever misbruikt maakt van de naïviteit en goedheid van andere mensen dan zelfs maar halfslachtig te proberen zelf iets van hun leven te maken. En dus wordt er geen hulp gegeven, vanwege een generalisatie die zwaar onrecht doet aan een grote groep mensen.
Maar er ligt nog een andere aanname onder het profiteurs probleem en de manier waarop het gebruikt wordt om hulp aan minder bedeelden te ontmoedigen. En dat is de aanname dat het altijd de zwakkeren zijn die proberen te profiteren van de sterkeren, de armen van de rijken, de zieken van de gezonden. Het is tenslotte toch zo dat de zwakkeren nodig hebben wat de sterkeren in ruime mate voorhanden hebben, dus zijn de zwakkeren de enige die voordeel kunnen ontlenen aan deze fundamentele ongelijkheid.
Dat is een gevaarlijke aanname, en een denkfout.
Gevaarlijk omdat het hulpbehoevenden niet alleen afschildert als zwak maar ook nog als afgunstig. Ze zijn niet alleen behoeftig, ze zijn ook hebberig – en begeren zaken die ze niet verdiend hebben. Een denkfout omdat in werkelijkheid de richting van het misbruik net zo makkelijk de andere kant op kan zijn. Het is makkelijker voor de rijken om de armen te benadelen dan andersom; makkelijker voor de gezonden om te profiteren van de zieken; en makkelijker voor de machtigen om de machtelozen te onderdrukken en zwak te houden.
Er zijn minstens evenveel, zo niet meer – omdat het makkelijker is – profiteurs onder de beter bedeelden dan onder degenen die behoeftig zijn. Mensen die misbruik maken van de tegenspoed van anderen; slavenhouders die zich verrijken aan het lijden van mensen die hun vrijheid niet kunnen verdedigen; industriëlen die de werkende massa’s dwingen om akelige, lange uren te zwoegen in gevaarlijke, lichtloze fabrieken, omdat die mensen geen andere bron van inkomsten hebben; farmaceutische bedrijven die enorme winsten onttrekken aan mensen die wanhopig zoeken naar genezing; banken die profiteren van mensen die zijn getroffen door natuurrampen of economische achteruitgang; … de lijst gaat maar door. En denk niet dat ik slechts praat over een kleine groep van kwaadwillige mensen die we zouden kunnen nawijzen en beschimpen om hun hebzucht en gierigheid. Als we een eerlijke blik op onszelf werpen, onze Westerse beschaving, onze welvaart en relatieve overmacht, hoeveel van wat we tegenwoordig beschouwen als ons geboorterecht en het product van het harde werk en de gewiekstheid van onze voorouders was in werkelijkheid gestolen, onder dreiging van geweld of erger, van mensen die zich niet konden verdedigen?
En daarom zijn hier mijn drie redenen om het profiteurs probleem te verwerpen als een reden om hulp aan mensen die het nodig hebben te beperken of te stoppen:
Psychologisch, wanneer je de angst voor tekorten en gebrek aan macht kan overwinnen, is er meer geluk te vinden in geven dan in ontvangen of vergaren. Door je aan je eigen weelde vast te klampen misgun je jezelf een kans om dat geluk te ervaren;
Onder de mensen die hulp zoeken heeft de meerderheid echt hulp nodig, en is slechts de minderheid een pure profiteur. De meeste mensen vinden het helemaal niet prettig om om hulp te vragen, en zullen lang aarzelen om daartoe over te gaan, tenzij ze voelen dat ze geen andere keuze hebben. Door zonder onderscheid iedereen die om hulp vraagt af te doen als een profiteur doe je vrijwel iedereen onrecht aan, niet alleen door niet te helpen, maar door hun geestelijk lijden nog te verergeren met de last van zich hulpeloos en ongewenst voelen;
Als je deel bent van de rijke bovenlaag in onze samenleving, ben je waarschijnlijk zelf een profiteur, en maakt op oneerlijke wijze misbruik van vele mensen in de rest van de wereld; mensen die worden uitgebuit en onderdrukt om jou te voorzien van de weelde en luxe waarmee jij je zo makkelijk omringt. Je doet dat waarschijnlijk niet eens met opzet, en bent wellicht in principe tegen zulke praktijken, maar omdat onze maatschappij op deze praktijken gebaseerd is en jij deel bent van haar systemen, heb je er wel degelijk profijt van, en dus ben je impliciet medeplichtig. Dus is het minste dat je doen kan meer van dat profijt te delen met meer mensen in nood. Daarmee help je dit oneerlijke voordeel te verminderen en ten minste een deel van de pijn en het lijden dat dit voordeel veroorzaakt te verzachten.
Of het nu wel of niet verdiend is, succes is geen objectief meetbare toestand. Het is een constructie van de menselijke geest, en wordt alleen ervaren door iemands huidige omstandigheden te vergelijken met een mentaal model van hoe succes er uitziet. Een manier om succes te bereiken is door te proberen dat model te evenaren of te overtreffen. Een andere manier zou zijn het model aan te passen om het meer op de werkelijkheid van vandaag te laten aansluiten.
Ik heb diverse reacties ontvangen op mijn vorige blog over geluk. Sommige steunden mijn hoofd-stelling dat succes meer geluk dan verdienste is; anderen wezen erop dat kansen krijgen alleen niet voldoende is: zonder voorbereiding, vaardigheden, en hard werk worden kansen makkelijk gemist of verspeeld. En er was ook de opvatting dat een mens zijn/haar eigen geluk creëert: dat geluk op de een of andere manier beïnvloed wordt door de houding of acties van het individu, en niet slechts het willekeurige effect is van een mechanisch, ongeïnteresseerd universum.
Ik ben het niet oneens met de opvatting dat kansen alleen geen garantie zijn voor succes. Een kans is het potentieel, een mogelijkheid, die je door hard werken en toewijding tot realiteit kan maken. Met andere woorden: er is verdienste in het ten volle benutten van de kansen die zich aandienen – dat deel van succes kan als verdiend beschouwd worden. Maar maken wij werkelijk ons eigen geluk? Geeft Vrouwe Fortuna werkelijk de voorkeur aan de dapperen en beter voorbereidden onder ons? Of is dat het verhaal dat we onszelf vertellen om ons het gevoel te geven dat we toch iets van macht hebben over wat ons toevalt?
Natuurlijk is het fijn om te horen dat je je succes aan jezelf te danken hebt. Dat is een prettig compliment om te ontvangen en ik weet ook dat de mensen die me dat vertelden het echt menen, en dat stel ik zeer op prijs. Maar er zit een keerzijde aan dit compliment, een onuitgesproken implicatie (die Jos in haar commentaar benoemd) waar wij ons bewust van moeten zijn en voorzichtig mee moeten omgaan, omdat het voor veel mensen een onbedoelde bron van lijden blijkt te zijn. Ik heb het hier over het idee dat als succes verdiend is het uitblijven van succes dat ook is. Wat zou betekenen dat de miljoenen mensen die geen succes hebben (tegen welke maatstaf – maar daar kom ik nog op terug) dat gewoon aan zichzelf te danken hebben.
Dat voelt voor mij niet juist, en ik geloof ook niet dat dit het geval is. Deze opvatting leidt ook gemakkelijk tot een gevoel van het ‘recht hebben op’ succes in succesvolle mensen dat in de weg kan staan van hun empathie en compassie met de minder fortuinlijke mensen in de wereld. Het is dit ‘entitlement’ effect, denk ik zelf, dat een op zich inspirerend bedoeld concept als ‘the American Dream’ in een duistere nachtmerrie kan veranderen voor diegenen die er geheel buiten hun eigen schuld niet aan mee kunnen doen.
Het eerste punt dat ik dus hier wil maken is alle succesvolle mensen ertoe aan te sporen van tijd tot tijd stil te staan bij het ongelofelijke geluk dat ons gebracht heeft waar we nu zijn; ons gevoel van recht hebben op succes en tevreden zijn met onszelf iets te temperen; en te realiseren dat er niet zo heel veel afstand is tussen succes en falen als we vaak denken. “There, but for the Grace of God, go I” zeggen ze in het Engels, en – ook als je niet in God gelooft – kan het geen kwaad om dat af en toe toe overdenken.
Maar wat moeten al die mensen die geen succes hebben dan doen? De mensen die vinden dat ze gefaald hebben. Die blijven zitten met de slechte hand die het Lot ze heeft toebedeeld? Ik denk niet dat het die mensen veel helpt om zichzelf te vertellen dat het succes dat ze bij anderen zien onverdiend is. Integendeel: niet alleen maakt ze dat niet minder ontevreden met zichzelf, het kan gemakkelijk leiden tot bitterheid en afgunst ten opzichte van de succesvolle mensen om hen heen.
Voor al die mensen die voelen dat ze onsuccesvol zijn, overweeg eerst het volgende: welke maatstaf hanteer jij om te bepalen dat je geen succes hebt? Succes is geen absolute toestand, met duidelijke en onveranderlijke criteria; waar succes uit bestaat hangt af van welke definitie je hanteert, en die definitie verschilt per persoon.
Succes is subjectief en ook nog eens zeer beïnvloedbaar door de mensen om ons heen. We zijn geneigd om onze eigen situatie te vergelijken met die van andere mensen en dan te gaan wensen dat wij ook ‘krijgen’ wat zij blijkbaar ‘hebben’.
En dat is waar we onszelf onbedoeld veel onnodig lijden aandoen.
Om te beginnen: wat andere mensen hebben is misschien niet het beste model om ons eigen succes aan af te meten. Daardoor laten we ons misschien verleiden door iets dat eigenlijk niet geschikt is voor ons, en niet past bij onze omstandigheden en mogelijkheden. We richten ons misschien op iets dat – mochten we het werkelijk bereiken – ons niet gelukkig maakt of voldaan laat voelen. We kunnen ons ook vergissen in de aard van het succes van anderen, en iets als voorbeeld nemen dat niet echt bestaat. Als we dan onze tijd, energie en passie besteden aan wat we ten onrechte als succes gedefinieerd hebben, worden we vrijwel zeker teleurgesteld.
Het andere nadeel van het kijken naar andere mensen voor onze definitie van succes is dat wij de neiging hebben mensen als rolmodel te kiezen die het beter hebben dan wij. We verhogen de lat voor onze maatstaf voor succes, om vervolgens te concluderen dat we tekort schieten. En dan voelen we ons ongelukkig omdat we denken dat we hebben gefaald.
Succes bij elke maatstaf
Zelf heb ik ondervonden dat een regelmatig kritisch beschouwen van mijn eigen definities van succes een belangrijke bijdrage kan leveren aan een meer gebalanceerd, meer bevredigend, en misschien ironisch, meer succesvol leven. Toen het me duidelijk werd dat succes iets is dat ik zelf definieer, kon ik gaan werken aan het aanpassen van mijn definities aan mijn eigen standaards, niet die van andere mensen.
Maar ook ontdekte ik dat inplaats van alleen op te kijken naar anderen, het ook belangrijk is om te kijken naar mensen die minder fortuinlijk zijn dan ik, en me te realiseren dat voor heel veel mensen veel van de dingen die ik als vanzelfsprekend beschouw het toppunt van succes zouden zijn.
Om maar iets te noemen: ik ben redelijk gezond, heb eten op tafel, een huis om in te wonen, vrienden en geliefden om me heen. En ik woon in een land dat niet in oorlog is, welvarend is, democratisch en vrij. Elk van die dingen is vrijwel zeker iemands definitie van succes.
Dus, wanneer je jezelf niet succesvol (genoeg) voelt, val allereerst niet in de valkuil van geloven dat je geen succes verdient. Succes is wispelturig en weerbarstig, soms komt het, soms komt het niet. En kijk dan ook naar hoe jij je eigen succes eigenlijk definieert; welk model je gebruikt om jezelf aan te meten en op te richten. Als dat model je pijn en teleurstelling brengt, waarom zou je het dan niet een beetje bijstellen? Laat het beter aansluiten bij de voordelen van je huidige situatie. Er zijn altijd dingen om dankbaar voor te zijn. En hoe meer je juist die dingen de standaard voor je succes kan maken, hoe meer succesvol je je zal voelen.