“Zonder verhalen zou de kennis sterven en als de kennis was verdwenen zou al het andere eveneens sterven.”
Karl-Erik Sveiby and Tex Skuthorpe, Treading Lightly

Verhalenland
Verhalenland – ©Paulina Noordergraaf 2018

Het land was eindeloos en oneindig rijk. Elke steen, elke heuvel, elk stroompje had een verhaal over haar oorsprong, haar levensloop en haar betekenis in het grotere geheel. Alles was met elkaar verbonden door een levend web van verhalen, liederen en rituelen. Die verhalen waren tijdloos en eeuwig: geboorte, leven en dood vonden allen plaats in die ene tijdloze ruimte van de scheppingstijd. Alles wat ooit was, is en altijd zal zijn werd daar in leven gehouden. Zo bleef het land verbonden, levend en onuitputtelijk. Zo kon het land zich voortdurend vernieuwen zonder wezenlijk te veranderen.

De mensen van dit land wisten maar al te goed hoe belangrijk de verhalen waren. Zij wisten dat elk verhaal een draadje was in het weefsel dat hen in leven hield en hun leven zin gaf. Het was een weten dat veel dieper ging dan het verstand alleen. Ze voelden het in hun ziel, hun lichaam, hun botten. Dankzij de verhalen leefden deze mensen in een wereld waarin elke plek even bekend was als hun eigen familie en vrienden. Wie de verhalen kende van een boom of een plas, kende die plek alsof ze samen waren opgegroeid, kende alle gaven die de plek te bieden had en alles wat ze nodig had om die gaven te kunnen blijven geven. Hoewel ze als nomaden rondtrokken waren deze mensen nooit onderweg, verlangend naar een bestemming. Ze waren altijd thuis. Het land was hun veilige bestemming, hoever ze ook trokken, zolang ze de verhalen kenden.

En dus zorgden de mensen van het land voor haar verhalen en daarmee voor het land. Het was hun heilige plicht elk verhaal te koesteren en ongeschonden door te geven van generatie op generatie. Soms kwamen er verhalen bij, maar er gingen nauwelijks verhalen verloren. Verhalen werden uitgewisseld tussen stammen, meer waardevol dan materiële giften. Verhalen werden eindeloos verteld, gezongen, gedanst en geschilderd. Als het land veranderde – door vulkanen, overstromingen, klimaatveranderingen – werden de verhalen uitgebreid met nieuwe elementen. Niets bleef onverteld. Niet bleef onverbonden. Zolang ieder mens deelnam aan het weven van dit weefsel was het land één, rijk en gul voor iedereen.

Tientallen millennia duurde deze tijdloze scheppingstijd. Eeuwig bewegend, eeuwig hetzelfde.


Tot de vreemdelingen verschenen in hun vreemde schepen. Vreemdelingen waren niet onbekend in het land, maar tot nu toe waren het altijd bezoekers geweest: mensen die kwamen om handel te drijven en verhalen uit te wisselen, om vervolgens weer te verdwijnen. Of mensen die kwamen, de verhalen leerden en zich voegden naar het land tot ze geen vreemdelingen meer waren. Deze vreemdelingen waren anders. Zij kwamen niet om te bezoeken maar om te veroveren. Zij kwamen niet om deel te nemen aan wat het land te bieden had maar om het land aan zich te onderwerpen. Ongevraagd kwamen ze aan. Zonder te vragen bleven ze en zeiden dat het land nu van hen was.

De vreemdelingen zagen niet de verbondenheid tussen het land en haar bewoners. Ze zagen het land niet en haar diep gewortelde geschiedenis. Ze zagen alleen grond en grondstoffen. Ruimte die ze konden innemen. Rijkdommen die ze konden vergaren. Ze zagen een zielloze uitgestrektheid die ze konden vullen met hun eigen bedenksels.

Ze zagen amper de oorspronkelijke bewoners en al helemaal niet hun verhalen, liederen en symbolen. Integendeel, waar de wijze mannen en vrouwen van het land soms probeerden de vreemdelingen deelgenoot te maken van de basisverhalen, waarmee kinderen en bezoekers altijd geacht werden te beginnen, werden de ouden uitgelachen. De vreemdelingen vonden de verhalen kinderachtig en primitief. Sprookjes voor onontwikkelde mensen. Bijgeloof en verzinsels. Hoe sneller deze onzin uit het land verdween hoe beter, vonden ze.

Zelf brachten ze wel verhalen mee, maar die waren levenloos en ontdaan van context. Oude verhalen uit een land dat ze zelf nooit bezocht hadden. Verhalen die ze angstvallig gevangen hielden, opgetekend in doodzwarte inkt op dode bladeren, samengebonden en in leer geketend. Dit waren geen levende verhalen, verbonden met het web van het land, maar dode fossielen, niet in staat om zich met het web te verbinden en erin op te gaan.

De vreemdelingen namen het land over met een achteloze wreedheid die het land niet eerder had meegemaakt. Ze verboden het vertellen van de verhalen, het zingen van de liederen, het dansen van de ceremonies. Ze verboden zelfs de taal waarin de mensen spraken en zongen.

Met elk woord dat verdween verdween er een draadje uit het web van verhalen. Met elk draadje dat brak, verzwakte het web. Het land begon in fragmenten uit elkaar te vallen. De bewoners raakten verdwaald in hun eigen land. Zelfs de plekken waar hun voorouders honderden generaties geleefd hadden voelden niet meer als thuis, omdat de verbindende verhalen ontbraken. Het land verloor haar betekenis en verborg haar geheimen. Van een levenslang familielid dat gul haar overvloed deelde veranderde het land in een wildernis met meer gevaren dan voedsel. Steeds minder mensen konden het land zien en zich welkom voelen.

De vreemdelingen merkten nauwelijks hoe het land verbrokkelde en het leven verdween. Zij zagen niet hoezeer het land en haar bewoners leden. Zonder contact met de scheppingstijd waarin alles verbonden was, merkten ze het verval niet op, of schreven het toe aan tegenslag, weersverandering, natuurgeweld. Jarenlange droogtes werden gevolgd door enorme overstromingen. Ingevoerde dieren en planten werden plagen die het natuurlijke evenwicht volledig verstoorden. Steeds grotere delen van het land veranderden in zinloze leegtes. Steeds meer land werd woestenij. Dor en dood.

De vreemdelingen trokken zich terug in hun steden waar ze in hun onnatuurlijke huizen konden doen alsof de teloorgang van het land hen niet kon deren. Ze bouwden muren om zich heen om het verval niet te hoeven aanschouwen. Ze vertelden zichzelf dat ze alle problemen konden oplossen met nieuwe technologie. Ze wisten zeker dat ze natuur konden bedwingen en het land naar hun hand zouden kunnen zetten. Al wat nodig was was nog meer energie, nog meer machines, nog meer geweld.

En zo gingen de vreemdelingen ten onder. In de laatste stad keken de laatste overlevenden naar een betekenisloos land, zonder leven, zonder mededogen. Het land was woest en ledig. Er was geen thuis waar ze zich veilig voelden. Er was geen verleden waar ze deel van waren. Er was geen toekomst om naar uit te kijken. Er was zelfs geen verteller om deze teloorgang nog zin te geven. Er was alleen de leegte van een kil en zinloos universum waarin voor mens geen plaats meer was.


Het land bleef achter als een onbeschreven blad, zonder bergen of dalen, zonder rivieren of meren, zonder leven. En het wachtte tot iemand haar terug zou vinden. Tot er weer echte bewoners zouden komen die het land met hun verhalen en liederen tot leven zou brengen. Die met hun ceremonies en schilderijen het landschap zouden vormen en vullen met betekenis en waarde.

Het land wachtte …

©Bard 2021

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s